Tekorten leiden tot verminderde eiwitvorming bij plant en dier
Zwavelvoorziening op melkveebedrijven
Aangezien eiwitvorming zowel belangrijk is voor gewas- als dierproductie, is het zaak de zwaveltekorten op beide vlakken te peilen. Beide kanten worden dan ook belicht in dit artikel: hoe komt het zwaveltekort tot uiting op gewasniveau en op dierniveau en wat is eraan te doen?
Tekort voor gewas in voorjaar
Met name op lichte zandgronden is de bodemvoorraad van zwavel laag. Tekorten van zwavel voor grasklaverproductie doen zich met name voor in het voorjaar. Vooral na een natte winterperiode is veel van de beschikbare zwavel in de bodem uitgespoeld. Door de lage bodemtemperatuur is de mineralisatie van de organische stof in de bodem nog beperkt, zodat er nog weinig zwavel uit de bodemvoorraad vrij komt. Ook de zwavel uit mest (drijfmest bevat 0,6-0,7 kg S per ton) komt langzaam vrij. Overigens, op een bedrijf met lagere zwavelgehaltes in het rantsoen wordt de zwavelaanvoer via de mest ook lager.
Zwavelgehalte in gewas
Voor een optimale gewasgroei ligt het zwavelgehalte in gras(klaver) tussen de 2 en 4 g per kg droge stof. Bij een zwavelgehalte lager dan 2 g per kg droge stof, of een verhouding van stikstof tot zwavel boven de 14, is er een tekort voor de groei van grasklaver. Bij een laag zwavelgehalte lijkt ook witte klaver weg te vallen, waardoor de hele stikstofvoorziening van grasklaver in het geding komt (zie foto 1). In tegenstelling tot gras en witte klaver lijkt rode klaver minder last te hebben van een laag zwavelgehalte, heeft onderzoek in het project Bioveem aangetoond. Overigens is een hoger zwavelgehalte dan 4 g kg droge stof niet goed, omdat het de opname van koper en selenium in het gewas vermindert.
Bemesten van zwavel
Op een perceel waar de bodemvoorraad laag is, kan het beste in de eerste en eventueel tweede snede zwavel bijbemest worden. De keuze van de hulpmeststof kan afhankelijk zijn van andere tekorten. Bij een combinatie met een magnesiumtekort kan gekozen worden voor bemesten met kieseriet waar naast magnesium ook zwavel in zit. Bij een combinatie met kalitekorten kan gekozen worden voor patentkali en kaliumsulfaatgranulaat. Het bijbemesten gaat over 15-30 kg S per ha verdeeld over de eerste en eventueel tweede snede. Ook voor snijmaïs lijkt een zwavelbemesting met 10 kg per ha de opbrengst te verhogen.
Zwavel in het rantsoen
Pensbacteriën hebben voor het aanmaken van eiwit naast stikstof ook zwavel nodig. Bij een eiwitarm rantsoen kan aanvulling met zwavel nodig zijn. Bij een verhouding in het rantsoen van stikstof tot zwavel van 14:1 is de voorziening voldoende. Voor lacterende koeien is 2 g zwavel per kg droge stof rantsoen voldoende, voor droogstaande koeien is 1 gram per kg droge stof voldoende.
Symptomen van tekorten
Tekorten aan zwavel bij koeien, schapen en geiten zijn te zien aan een slechtere haar- en klauwkwaliteiten (zwavelhoudende aminozuren zijn belangrijk bij haren en klauwen), een melkproductievermindering en bij jonge dieren aan groeivertraging. Een laag zwavelgehalte kan ook aanleiding geven tot lagere melkeiwitgehalten, vaak in combinatie met hogere ureumgehalten door een slechte benutting van stikstof in de pens. Dit fenomeen kan zich met name voordoen in februari, als de behoefte aan zwavel juist hoog is doordat de koeien dan nieuw in het haar komen. Hoewel een overmaat van zwavel in het rantsoen de koper en seleniumopname kan verminderen, zien we juist ook het omgekeerde bij kleine herkauwers: bij een ruim seleniumaanbod in combinatie met zwavelschaarste, neemt selenium de plek in van zwavel in zwavelhoudende aminozuren, waardoor ook een slechtere haarkwaliteit en productiviteitsvermindering optreedt (zie foto 2).
Aanvullingen rantsoen met zwavel
Zwavelaanvulling op dierniveau kan door anorganische zwavel te voederen (calciumsulfaat of magnesiumsulfaat). Magnesiumsulfaat is een vaak gebruikte zwavelbron omdat magnesium vaak ook gesupplementeerd moet worden in melkveerantsoenen. Najaars-grasklaver, van percelen die rijk zijn aan organische stof, zijn vaak rijk aan zwavel en kunnen aanvullend zijn in het rantsoen. Ook producten van koolachtigen in het rantsoen zoals bladkool, rapen, spruitstokken of koolzaadschilfers kunnen de zwavelopname verhogen. Anderzijds is een overmaat aan zwavel ook een trucje om seleniumovermaat te corrigeren op dierniveau, wat soms aan de orde is bij kleine herkauwers. Hiervoor zouden echter de mineralenmixen moeten worden aangepast. Drinkwater (geen leidingwater) kan bijdragen aan de zwavelvoorziening van het vee.
'Pensbacteriën hebben voor het aanmaken van eiwit naast stikstof ook zwavel nodig.'
Tekst: Wim Govaerts, Gidi Smolders
Beeld: Susan Rexwinkel