Wiersma heeft 'positieve grondhouding' richting biologische boeren
Wiersma vertelde hoe haar jaren op de boerderij haar dichter bij de natuur hebben gebracht, en dat ze daar heeft geleerd hoe de processen in de natuur echt werken. Ook heeft ze daar gezien hoe beleid in de praktijk uitpakt, zei ze. „De kennis, hoe dat valt, is van onschatbare waarde.”
Rummenie vertelde hoe hij als Landbouwraad de Nederlandse landbouw over de hele wereld heeft vertegenwoordigd, van Mexico en Indonesië tot Hongarije en Spanje. Daar heeft hij gezien hoe andere landen opkijken naar de Nederlandse landbouw, die volgens hem de meest productieve en duurzame van de wereld is. Dat internationale perspectief zal cruciaal zijn in zijn werk als staatsssecretaris, zei hij, omdat hij van een afstand een betere kijk heeft gekregen op wat zich in Nederland afspeelt. Hij vergeleek het met een schoolexcursie naar het museum. „Ik weet nog hoe ik met mijn neus op het schilderij zat, en de docent zei: 'Niet zo dichtbij. Als je wat naar achteren stapt, krijg je een beter beeld'.”
Biologische boeren geen ’nepperds’
De beoogd landbouwminister zei ‘een positieve grondhouding’ te hebben richting biologische boeren. Een oude uitspraak waarin ze Caring Farmers ‘nepperds' noemde, nam ze echter niet terug. „Dat was in de context van hun stellingname waarin ze zich afzetten tegen de gangbare landbouw”, legde ze uit. „Ik denk niet dat dat mijn functioneren als minister in de weg zal zitten.”
Ze benadrukte dat ze met haar uitspraak niet de biologische boeren in het algemeen bedoelde. „Die tweet ging niet over biologische boeren”, zei ze. „Biologisch boeren is een prachtig concept, en ik heb goed contact met biologische boeren.” Ze ziet niets in het stimuleren van de sector door het vastleggen van een norm voor het landbouwareaal dat biologisch moet zijn. „Dat ondergraaft het verdienmodel van die boeren”, stelde ze. „In plaats daarvan moeten we de vraagkant stimuleren.”
Op de vraag hoe ze dat dan ging doen, wilde ze nog niet ingaan, behalve door naar de huidige LNV-campagne over biologisch boeren te verwijzen. Verdere plannen kon ze pas maken, stelde ze, als ze toegang had tot de informatie en deskundigheid van haar toekomstige departement.
Derogatie
Wiersma wil, als ze minister is, zo snel mogelijk aan de slag met het terugkrijgen van de derogatie en de stikstofproblematiek aanpakken, vertelde ze. De beweging naar doelsturing vanuit de overheid komt vlak daarna.
Wat de derogatie betreft, wil ze met alle wetenschappelijke feiten daarover naar Brussel gaan, en daar relaties aanknopen om die terug te krijgen. Op een vraag wat te doen als het toch niet lukt, antwoordde ze: „Aan ‘what if’-vragen heb ik niets. Dit pad gaan we eerst proberen.” Later in het gesprek gaf ze wel aan als dat toch niet lukt, om aan de slag te gaan met de norm van NV-gebieden en om zo snel mogelijk renure te introduceren. Op het plan van minister Adema wilde ze niet ingaan. „Inhoudelijk ken ik dat plan niet goed genoeg. Daarover ga ik als eerste in gesprek met het departement als ik ben beëdigd.”
Rummenie vertelde dat er met een nieuwe Commissie, die in november aantreedt, misschien meer mogelijkheden zijn. Ook zei hij dat meer landen vragen stellen bij de uniformiteit van de 170 kilo per hectare, en naar een norm gebaseerd op grondsoort en gewas toe willen. Daar ziet hij kansen.
Stikstof
De stikstofproblematiek willen de bewindslieden aanpakken door breder te kijken. „Natuur en stikstof zijn nu te veel aan elkaar gelinkt”, vertelde Wiersma. „Er zijn meer drukfactoren die je kunt aanpakken als je de staat van de natuur wil verbeteren.” Wat stikstof betreft wil ze van een depositie- naar een emissiebeleid gaan, en daarbij een ondergrens instellen. Op die manier wil ze ook het probleem van de PAS-melders oplossen.
„We kiezen een andere benadering in het natuurbeleid”, voegde Rummenie toe. „We beginnen daarbij van scratch, en stellen een nieuwe nulmeting in.”
De twee zijn het met elkaar eens over het belang van voedselproductie. „Voedsel is het fundament van onze welvaart”, stelde Wiersma. „Het is het goud van de eenentwintigste eeuw”, zei Rummenie.