Leen Jan Reedijk over vrije zaden: 'Bij mijn oma in de groentetuin is de kiem gelegd'
„Mijn vader en opa waren druk en veel onderweg. Mijn moeder en oma's hadden een andere taak: de verzorgende. Zij hadden schitterende tuinenen. De oma waar ik twee keer per dag langs ging, had voor het huis een bloementuin, achter het huis een groentetuin. De grond was makkelijk bewerkbaar. Dit was een tuin met eenjarige planten. Ik hielp dikwijls mee met het zaaien en verzorgen. Al vroeg begonnen we met de selectie voor volgend jaar. Dat deden we drie keer. We wilde van iedere soort twee à drie planten over houden. We observeerden de planten: hoe zie ik de plant graag, hoe verhoudt de plant zich tot de rest? Wat is passend in deze tuin? Wij zetten dan een lucifer bij de uitgekozen plant. Een maand later herhaalde we dit weer. Dan keken we naar de bladvorm, de bladdikte, de nerven, de behaardheid aan de onderkant van de bladeren, maar vooral ook naar de kleur. Mijn oma hield van, zo noemde ze het zelf, ‘gematigd groen’. De planten groeiden nooit te hard, ze hadden geen luis en de meeldauw viel doorgaans mee. Bij de derde ronde, als de planten in volle bloei waren, keken we naar de verhoudingen. Ook dan gaf ze haar voorkeuren aan. Van de tien aangewezen planten bleven er twee à drie over, die hadden drie lucifers en er waren inmiddels stokken omheen gezet. Later vond de beoordeling plaats. Hoe waren de planten afgerijpt? Ook daar had ze haar eigen methode. Het ging om de hardheid van de stengel die nu tak was geworden. Tien centimeter onder het zaaddoosje nam zij het takje tussen haar duim en wijsvinger en zette haar nagel er in. Goed gekeurd? Ja? Dan werd de plant met wortel en al uit de grond getrokken. Een week lang hing deze buiten over de draad, en vervolgens naar binnen op zolder te drogen. Einde herfst hing de zolder vol, vol verwachting. U begrijpt ook wel, soms stond er een bed met een minder mooie kleur. Een keer hadden we 20 procent uitval, al zagen we twee dagen daarvoor nog niks bijzonders. We keken daar beiden van op. Ik stelde expres geen vragen. Maar er kwam wel een antwoord: ‘het moet zo zijn’. Dat was berustend.
Mijn vader was vlaszaden vermeerderaar. De zaden werden aan de boeren uitgeleverd. Een factuur volgde: het was hun gewas, zonder verplichtingen. Zij waren vrij het zaad te verkopen. Dat resulteerde in een grote gunfactor. Toch werd het vlas vaak op commissiebasis toe vertrouwd aan mijn vader. Op die manier waren er twee winnaars: vrije zaden, iedereen in zijn recht. Vrije zaden: iedereen gelijkwaardig. Vrije zaden: het werkt door. Al deze mooie ervaringen die ik in mijn jeugd heb opgedaan, mag ik nu toepassen op mijn bedrijf. Ik mag het aan mijn zoons doorgeven, dat is een groot voorrecht.”
Terwijl de hele zaal op het puntje van zijn stoel zit, besluit Reedijk zijn verhaal:
„Iets moet u onthouden: als een gewas goed gelukt is, dan heet het ‘een lucifer gewas’. Als het niet helemaal gelukt is, dan heet het ‘een moet zo zijn gewas’. Vrije zaden, het werkt door.”