Alle waarden in hooi bewaard
Fotoserie: Belangrijk: 'Luisteren naar het gras'
Dubbink bouwde in 2019 een drooginstallatie met twee kachels in een enorme loods met een metalen dak dat de warmte van de zon opvangt. Daaronder is een luchtlaag en onder die tussenruimte is een houten dak om de lucht af te voeren en te kunnen hergebruiken. „Dit kon omdat de bouwkosten toen nog te doen waren en omdat subsidies hielpen. Anders had ik het niet kunnen financieren.” Snuverink zegt dat de financiering veel Nederlandse boeren tegenhoudt. En dat is jammer gezien de koegezondheid en de duurzaamheidswensen van de maatschappij. „Hoe mooi is het ook dat je geen soja nodig hebt, en vooral dat je elke dag opnieuw de geur van hooi je tegemoet komt bij het openen van de deur?” Zo zijn ook geitenhouders volgens Dubbink ‘lyrisch’ over het voeren van hooi. Maar vervolgens hoort hij van deze bezoekers niks terug. Wat is vervolgstap van die geitenhouders?
Dubbink weidt meer dan 140 dagen; op 5 hectare teelt hij mais. Waarom voert hij nog mais, daar wilde de gangbare veehouder toch vanaf? „Dat klopt, ik wil graag zonder mais, maar graan is me nog niet heel goed bevallen, en in het weideseizoen wil ik graag een hoog ureumgetal voorkomen.” Snuverink vraagt hem waaróm hij mais bijvoert: „Want als het om energie gaat, dan zou het ook iets anders kunnen zijn, erwten bijvoorbeeld of alleen de kólf.” Dubbink bevestigt dat en zegt dat hij nog zoekende is en dat hij weet dat de koe is gemaakt om zoveel mogelijk gras te vreten. Om te melken heb je ook liefst zo weinig mogelijk veranderingen in het rantsoen en met hooi kun je héél goed sturen.
Najaarsgras
Overigens begon Snuverinks zoektocht ooit omdat hij een oplossing wilde voor najaarsgras, daarom nam hij tien jaar geleden contact op met het Lasco in Oostenrijk. Toen had hij binnen een paar weken een hooidrooginstallatie draaien.
Als biologische boeren ook zo’n installatie willen en zo’n loods, kunnen ze dan beter klein beginnen om uit te proberen? Dubbink: „Dat zóu kunnen, maar ik waarschuw ze. Want, als je eenmaal gras droogt en hooi voert, dan wil je geen kuil meer voeren.” Hij glundert. Het gaat niet eens om de kwaliteit van de kuil die vaak wisselt, hooi voeren is fantastisch, onder meer omdat je héél goed kunt sturen. „Mocht de vijfde snede niet helemaal voldoen, dan meng je die met de eerste, of met twee, drie of vier. Zo krijgen de koeien altijd hetzelfde saaie hooi voorgeschoteld, waarvan ze altijd alles schoon opvreten. Niets blijft er liggen.”
Collega’s die hooi willen voeren, krijgen er geen spijt van? „Nee zéker niet. Een loonwerker komt er niet aan te pas. Dat is al een voordeel. Het is allemaal heel gemakkelijk. Je hebt wat geduld nodig om het goeie moment van maaien af te wachten, en geduld hebben biologische boeren doorgaans wel. Het schudden moet nogal precies gebeuren, omdat je niet wilt dat droog gras breekt. Vervolgens haal je met de opraapwagen met een beperkt aantal messen het gras naar binnen. Als het binnen is en gedroogd, heb je er geen omkijken meer naar. Het behoudt zijn voederwaarde, er treedt geen verlies op, ook niet na jaren.” Ofwel begin niet klein, maar zorg voor voldoende capaciteit zodat je álles kunt drogen; „Als je eenmaal hooi voert, maak je met tegenzin nog een kuil open.”
Alles smakelijk
Waarom past het voeren van louter hooi eigenlijk zo goed bij biologisch? Dubbink noemt veel voordelen, zoals koegezondheid, weerbaarheid van de dieren, alleen lichte machines op het land, meer behoefte aan eiwit van eigen land en het niet nodig hebben van een loonwerker. „Maar het grootste argument voor biologische boeren is volgens mij dat álle voer smakelijk is door behoud van de suikers en dat de kwaliteit is gewaarborgd. Dit vreten ze altijd.”
Zo’n veertig dagen per jaar draait de installatie bij Dubbink, gerekend met vier sneden. Drogen, van inschuren tot droog hooi duurt drie tot vijf dagen. Wat betreft energie kost het Dubbink tussen 5 en 15 ton houtpellets. Het gras komt in twee grote boxen om gedroogd te worden. Dat gebeurt hoofdzakelijk met zonnewarmte van de panelen. Een houtkachel springt bij indien nodig. Dubbink schat dat hij tussen 25.000 en 30.000 kW nodig heeft.
Wat is het effect op de toegerekende kosten? Is een hogere melkprijs nodig voor gelijk saldo? Hij fluistert: „Eigenlijk kan het zonder verhoging, want als de schuur er eenmaal staat, zijn er die voordelen, zoals geen restvoer, geen afval etcetera.” Hij noemt rente en aflossing de grootste kostenposten.
Ontvochtiger
Behalve Dubbinks systeem met kachels en dakwarmte, is er ook een systeem met ontvochtigers. Punt is volgens Snuverink dat de stroomvoorziening voor de ontvochtiger nog aandacht nodig heeft. En dat de ontvochtiger gemaakt is voor een landklimaat, te weten voor Oostenrijk. In het zeeklimaat van Nederland is de lucht te vochtig. Het is hier te koud om de ontvochtiger perfect te laten functioneren. „De aansluiting is het duurste, omdat er al 80 ampere nodig is voor de ontvochtiger”, weet Snuverink.
Dubbink kijkt, ruikt, voelt en luistert naar het gras. Luisteren? „Ja ik gebruik alle zintuigen, want gedroogd gras knispert. En ik heb een warmtebeeldcameraatje gekocht, dat werkt ook heel makkelijk. ‘Hooi’ is trouwens niet de juiste benaming volgens Snuverink: „Het gaat namelijk om gedroogd vers gras. Dus gras zonder water, waarin alle voederwaarde als vitaminen en mineralen nog zitten, en blijven door de conservering door het droogproces.” Geen broei, geen schimmels? „Nee, en altijd smakelijk”, klinkt het uit één mond. De melkveehouders zijn het eens: hun koeien, driewegkruisingen en meer, laten geen kruimel liggen van het hooi. En ze vreten er nog meer van ook, wat gunstig is voor de pens.
Vakmanschap
Dubbink paste ook de weides aan. „Een deel met alleen gras, een deel met gras en klaver en een deel met gras en kruiden, zoals cichorei en weegbree.” Zijn HF-koeien zijn sinds 2013 gekruist met Brown Swiss, Fleckvieh en Noors Roodbont. „Het is hier wel tijd voor graslandvernieuwing. Daar moet ik actiever mee aan de slag gaan.” Hij meent dat vakmanschap voor hooiboeren net zo belangrijk is als voor veehouders met een ‘topkuil’; „Het gaat niet vanzelf. Je moet willen leren hoe het werkt, en je best doen om goed gras te produceren.”
Dubbink ervaart veel voordelen van zijn nieuwe manier van werken; „Geen broei en schimmel, geen afbraak van eiwitten en suikers zoals bij het inkuilen, geen nadelige smaken en geuren voor de koeien.” En ook in de stal ruikt het anders, hoort hij van bezoekers die opmerken geen zure, scherpe mestgeur te ervaren.
Hooimelkvereniging
Op weg naar een aparte melkstroom
„Het voeren van hooi past in mijn filosofie om melk met meerwaarde te creëren”, stelt Dubbink. „Sinds de jaren 70 ging het om gras, maïs, krachtvoer en HF-koeien. Het is nu tijd voor een duurzamere veehouderij met zo weinig mogelijk input van elders. Tegen dat gesleep met soja komt steeds meer verzet in de maatschappij.” En hooi geeft mensen een positief gevoel en het heeft toegevoegde waarde voor de gezondheid van de koe, én voor de melk. De verenigde melkveehouders hebben als toekomstdoel melk te leveren van koeien die volledig een hooirantsoen krijgen. Als voorbeeld noemen ze het Oostenrijkse ‘Heumilch’. Dit project bewijst succesvol 'hooimelk' op de markt te brengen. Ruim 8.000 Oostenrijkse hooimelkboeren krijgen ongeveer 5 cent boven de gangbare melkprijs. „Het doel is om samen in Nederland, als een soort leveranciersvereniging, een hoeveelheid melk te hebben waar we actief mee de markt op kunnen. Daarvoor willen we eerst bewijzen dat de melk gezonder is door de vetzuursamenstelling en de hoeveelheid mineralen. Daarnaast heeft het voeren van hooi gunstige effecten op de gezondheid van de koeien.”
De vereniging telt nu 25 betrokken veehouders die al hooi voeren of plannen hebben om te investeren in een installatie. „Mogelijk is de oprichting van de hooimelkvereniging voor een aantal een duwtje in de rug om met hooi drogen te beginnen. Ook kan het bedrijven helpen met de financieringsaanvraag of die in aanmerking willen komen voor een subsidieregeling.” Voorlopig echter is de weg naar een aparte melkstroom nog lang.