BD en bio: véél minder input, beetje minder opbrengst
BD-landbouw beter voor bodemvruchtbaarheid
Dit Topartikel wordt u gratis aangeboden door Ekoland. Drie maanden gratis Ekoland lezen in print en online? Klik hier. Blijf op de hoogte via de gratis nieuwsbrief.
Sinds 1978 wordt door het Zwitserse onderzoeksinstituut voor biologische landbouw FIBL de zogeheten ‘DOK-trial’ uitgevoerd. Gangbare landbouw, biologische en biodynamische landbouwmethoden worden met elkaar vergeleken (zie kader). In de proef worden biodynamisch geteelde gewassen behandeld met hoornmest- (500) en hoornkiezelpreparaten (501). Op de biodynamische percelen wordt dezelfde hoeveelheid mest als biologisch toegediend, deze wordt echter eerst gecomposteerd. De resultaten van dit unieke onderzoek, dat wereldwijd aandacht krijgt, werden tijdens het wetenschappelijke congres 100 jaar BD-landbouw gepresenteerd door Jürgen Fritz van de universiteit in Kassel.
Gekeken naar de input en opbrengsten laten deze resultaten een te verwachten beeld zien. De biologische en biodynamische teeltwijzen hebben samen gemiddeld, in euro’s uitgedrukt, aanzienlijk minder input: slechts 8 procent voor gewasbescherming, 57 procent voor bemesting en 64 procent voor energie in vergelijking met gangbare teelt. Hiermee wordt op de biologische en biodynamische proefvelden een productie gehaald van 85 procent ten opzichte van gangbaar. Het bemoedigende: de opbrengstverschillen zijn teruggelopen. Van 20 procent in de eerdere jaren naar 15 procent op dit moment. De opbrengsten zijn gemeten in kilogrammen droge stof.
Bodemvruchtbaarheid gebaat bij BD methoden
De onderzoeksresultaten op het gebied van bodemvruchtbaarheid zijn zeer overtuigend. De biologische en biodynamische landbouwmethode samen presteren vergeleken met de gangbare methode significant beter: 18 procent meer humus, 40 procent meer micro-organismen, 83 procent meer bodemactiviteit en 37 procent meer mineralenmobilisatie ten opzichte van gangbare landbouw. Samen genomen komt dat neer op 44 procent hogere bodemvruchtbaarheid ten opzichte van gangbaar. Wanneer de resultaten van biologisch vergeleken worden met biodynamisch is dat indrukwekkend: ten opzichte van biologische landbouw heeft de biodynamische landbouw 16 procent meer humus, 34 procent meer micro-organismen, 29 procent meer bodemactiviteit en 47 procent meer mineralenmobilisatie. Deze getallen samenvoegend concludeerde Fritz dat de biodynamische bodem 31 procent hoger scoort op bodemvruchtbaarheid dan de biologische landbouw. Foto’s van bodemmonsters laten een duidelijk verschil zien in bodemstructuur.
Antioxidanten
Omdat de DOK-trail preparaten en compost combineert, is het effect van alleen preparaten niet te meten. Daarvoor is er preparatenonderzoek gedaan door Edita Juknevičienė (2021). Hier werden aanwezige antioxidanten bij gebruik van hoornmest- en hoornkiezelpreparaat onderzocht. Fritz presenteerde deze resultaten. Duidelijk werd dat hoornmest- en hoornkiezelpreparaten, vooral in combinatie gebruikt (net significant) leidde tot een hogere fotosynthese (meer groei) en hoog significant leidde tot een toename van antioxidanten (gezondheid bevorderende stoffen) bij pompoenen. Het kiezelpreparaat heeft daarbij een grotere invloed dan het hoornmestpreparaat. Preparaten hebben dus een positief effect op de voedingswaarde van gewassen.
Mircobioom voor stresstolerantie
Klimaatverandering zorgt voor extremen die stressfactoren met zich mee brengen. Het vraagt weerbare planten, die beter om kunnen gaan met droogte, wateroverlast, hitte en koude, voedingstekorten en structuurproblemen. Preparaten en compost lijken op basis van dit onderzoek bij te kunnen dragen aan deze weerbaarheid. Stresstolerantie bij planten is afhankelijk van verschillende ‘Plant Grow Promoting Micro-organisms’ (PGPM). Een verzamelnaam voor micro-organismen in de rhizosfeer die groeihormonen en stoffen produceren die de plant weerbaar maken: ook wel het microbioom van de bodem genoemd. De biodynamische percelen op het proefveld hebben een aanzienlijk hoger aandeel PGPM. De opgebrachte hoornmest- en hoornkiezelpreparaaten lijken verantwoordelijk voor de ‘inoculatie’ (enting van schimmels en bacteriën) van deze belangrijke micro-organismen. Of het daadwerkelijk gaat om de enting van micro-organismen door middel van preparaten, of mogelijk een andere werking van het preparaat komt niet duidelijk uit het onderzoek naar voren. Onderzoeker Fritz geeft aan zelf verbaasd te zijn dat juist het kiezelpreparaat bijdraagt aan de toename van PGPM, kiezel is immers geen voeding voor mico-organismen. Tot acht weken na het spuiten van het preparaat zagen de onderzoekers een toename van PGPM.
Reacties en discussie
De resultaten zijn onderwerp voor discussie met de zaal en een deskundig panel. Marianne Siegmund-Schultz van Wageningen UR geeft aan dat het vanuit Wageningen moeilijk is om onderzoek te doen naar biodynamische landbouw, maar zij erkent dat er een groot gebrek is aan kennis. „Het moet een rationele keuze zijn, met deze data kan je daar nu niet meer omheen.” Ilse Geijzendorffer van het Louis Bolk Instituut voegt hieraan toe: „Onderzoeksgelden zijn er wel, maar preparaten zijn geen verdienmodel en wanneer er geen verdienmodel achter zit, is het moeilijk om onderzoek gefinancierd te krijgen.” Uit de zaal wordt benadrukt dat de biodynamische landbouw een systeembenadering verdient. „Dit onderzoek is een aanzet, maar wanneer het onderzoek zich echt zou richten op een gesloten systeem zouden de resultaten mogelijk nog klinkender kunnen zijn.” Of deze resultaten meer boeren in de biodynamische richting zouden gaan bewegen? „Er moet eerst iets in jezelf gebeuren, je moet vertrouwen hebben”, klinkt uit de zaal. Deze data worden door velen positief ontvangen: kwantificeren is belangrijk. En toch, klinkt in de wandelgangen: „Jammer dat het zo wordt geanalyseerd. Het mysterie rond de preparaten was zo mooi.”