Betere bodem door betere banden

Dit Topartikel wordt u gratis aangeboden door Ekoland. Drie maanden gratis Ekoland lezen in print en online? Klik hier. Blijf op de hoogte via de gratis nieuwsbrief.
“Vroeger pompte je de banden op bij de schuur en dan hoopte je maar dat het goed genoeg was voor in het land. Maar nu ik een trekker heb met VF-banden en een luchtdrukwisselsysteem, laat ik in het land er lucht uitlopen. En dan nog komt het tijdens het werk vaak voor dat ik denk: er kan nog wel één of twee tiende bar uit.” Nee, akkerbouwer Gerard van Mastwijk uit Zevenhoven wil niet meer terug naar de radiaalband. “Betere banden met een lagere, variabel in te stellen bandenspanning dragen bij aan minder bodemverdichting.” Want het zijn, zo benadrukt hij, niet alleen de banden. Ook de overstap naar biologische akkerbouw - begin 2017 meldde hij de eerste percelen aan - heeft daaraan bijgedragen. “Toen ik gangbaar was had ik bijvoorbeeld suikerbieten die ik januari moest leveren. Of consumptieaardappelen die eind september nog werden gerooid.” Inmiddels is hij overgestapt op biologische tafelaardappelen. “Half september is alles van het land en zijn de groenbemesters ingezaaid.” Verder is Van Mastwijk grotendeels gestopt met ploegen en is hij overgestapt op een rijpadensysteem. “In het begin dacht ik aan rijpaden op 3,15 of 3,20 meter. Maar uiteindelijk is het 1,50 meter geworden. Waarbij ik zoveel mogelijk bewerkingen op 4,50 meter doe.” Zo is de rotorkopeg 4,50 meter breed. De wiedeg drie keer 4,50 meter, dus 13,50 meter totaal, en zijn de meeste zaaimachines ook 4,50 meter breed, waarbij de trekker is afgesteld op een spoor van 1,50 meter.
Zware grond
Van Mastwijk boert in een oude droogmakerij in de gemeente Nieuwkoop: zware zeeklei met krap 50 procent afslibbaar. Het biologische bouwplan van 44 hectare in eigendom bestaat dit jaar uit tafelaardappelen, zaaiuien, pompoenen, quinoa, grasklaver, sperziebonen en wintergerst. De keuze om biologisch te gaan boeren heeft verschillende oorzaken. Van Mastwijk: “Ik wilde uit de gangbare ratrace van groot, groter, grootst. Verder is het spuiten van gewasbeschermingsmiddelen nooit een hobby van me geweest. En ik was toe aan een uitdagende en duurzame teelt met een verdienmodel eronder.”
Trekker eerst op rupsbanden
Door de keuze voor rijpaden op 1,50 meter dacht de kersverse bioboer toen: in het voorjaar rijden met de rotorkopeg met een trekker op smalle banden….dat is best een ding. Hij besloot onder zijn John Deere 6920 tracks (rupsbanden) te laten zetten van 30 cm breed. “Dat werkt prima: de druk wordt veel beter verdeeld.” De keerzijde is wel het trillen bij rijden in het veld, zo ervaart Van Mastwijk tenminste. Bovendien wordt het totaalgewicht van de trekker wel weer hoger. En je boet in op flexibiliteit. “Je gooit er niet zomaar een kipwagen achter.”
Toen hij toe was aan een andere trekker, besloot hij de gekochte John Deere 6120M te voorzien van een luchtdrukwisselsysteem en VF-banden, aangeschaft bij Zuid West Banden. Hij gebruikt twee setjes VF-banden: de smallere Alliance 363 Agriflex+-banden die 270 mm breed zijn. En de bredere BKT Agrimax V-Flecto banden van 600 mm (voor) en 710 mm breed (achter). De banden hebben de maximale diameter die de redelijk compacte trekker aan kan. Ook dat geeft meer draagkracht. “Het werkt fantastisch, ik gebruik de trekker op rupsbanden nu nog vooral voor de rotorkopeg en die op VF-banden met een luchtdrukwisselsysteem voor andere werkzaamheden. Waarbij ik toch steeds meer neig naar de VF-banden.”
Pompen soms tijdrovend
Een nadeel van zijn huidige luchtdrukwisselsysteem is wel dat het oppompen van de banden, voordat hij weer de weg op gaat, lang duurt. “Zeker bij de bredere set banden kan ik gerust even een bakkie koffie drinken voordat ze vol genoeg zijn. Bij de 710-banden duurt het al gauw een half uur.” Dat komt omdat hij nu gebruik maakt van de compressor voor de luchtremmen. Goedkoper in aanschaf, maar de capaciteit is wel minder groot. Zijn wens is dan ook om in de toekomst een zwaardere compressor en extra buffertanks te laten monteren op zijn trekker. Hoe lastig dat misschien ook is. “De trekkers zijn zo compact gebouwd, er is voor de compressor eigenlijk alleen plek voor de rechterdeur aan de buitenkant. De extra buffertanks kunnen bijvoorbeeld wel in een bumper voorop geplaatst worden, maar dat is ook weer lastig met werktuigen voorop je trekker.”

De blauwe lijn in de grafiek rechts (naar Rüdiger 1989) toont de bodemverdichting bij één keer rijden met 12 ton op 3 bar bandendruk over een bewerkte bouwvoor. Die is op 100 procent gezet. Bij eenzelfde last, maar dan bij een bandendruk van 0,75 bar (de rode lijn), is de bodemverdichting aanzienlijk minder. Niet alleen op 10 centimeter diepte, maar ook op 30 centimeter. De groene lijn laat de bodemverdichting zien na vier keer rijden met een last van 3 ton ook bij een bandendruk van 0,75 bar. Conclusie: de bodemverdichting bij vier keer rijden met een lichtere last is hoger dan één keer rijden met een hogere last.

Op de afbeelding is te zien dat hoe breder de band en hoe lager de bandenspanning, de diepte van de bodemdruk afneemt evenals de insporing.
Tekst: Rochus Kingmans
Beeld: Ellen Meinen