Resultaten uit project Winst & Weidevogels
Een gespreid bed voor weidevogels
Vanaf eind februari komen de eerste weidevogels vanuit het zuiden weer naar Nederland om te broeden. De vogels moeten dan eerst opvetten voordat ze in maart en april beginnen met eieren leggen. In de maanden april, mei en juni komen de kuikens uit hun ei en worden ze binnen 30 tot 40 dagen vliegvlug. De beschikbaarheid én bereikbaarheid van voedsel is van levensbelang voor een geslaagd broedseizoen. Volwassen grutto’s en kieviten eten met name regenwormen, emelten en kevers. In eerste instantie moeten die dus in ieder geval aanwezig zijn, maar kan een weidevogel ze ook te pakken krijgen? Er zit verschil in hoe weidevogels hun voedsel bij elkaar sprokkelen. Een weidevogel met een lange snavel kan makkelijker dieper de grond in om een worm te pakken. Weidevogels met een relatief korte snavel moeten meer op de grond foerageren. De kuikens van weidevogels hebben juist eiwitrijk voer nodig. Gruttokuikens eten vooral vliegen, muggen, zweefvliegen, snuitkevers, bijen, sluipwespen en mieren. Daarnaast is het belangrijk dat de doorwaadbaarheid van percelen goed is. Als de vegetatie te dicht is kost het kuikens en weidevogels te veel energie om insecten te pakken te krijgen.
Grasgroei vertragen
Een te zware vegetatie is niet alleen voor kuikens problematisch, ook boeren kunnen dat zware gras maar moeilijk tot waarde brengen binnen hun bedrijf. Er zijn verschillende mogelijkheden om dat te voorkomen. Door niet (of minder) te bemesten verbeterd de doorwaadbaarheid. Het kan wel even duren voordat de bemestingstoestand dusdanig is afgenomen dat ook de eerste snede na medio mei nog voldoende doorwaadbaar is. Dat is zeker het geval bij veengronden. Een hoger waterpeil in het voorjaar vertraagt ook de grasgroei. Een effectieve peilverhoging beperkt echter ook de toegankelijkheid van een perceel.
Voorweiden tot eind april of begin mei is een effectieve maatregel om te voorkomen dat het gewas te dicht wordt. Wel moeten boeren voorkomen dat het gras gelijkmatig afgegraasd wordt. De pollen gras die blijven staan kunnen namelijk voor dekking zorgen voor kuikens zonder dat de doorwaadbaarheid verslechtert. Daarnaast zouden de mestflatten van koeien weer meer insecten aantrekken die als voedsel kunnen dienen voor weidevogels.
Als je het goed wilt doen voor de weidevogels moet je veel variatie aanbrengen.
Maatregelen combineren
De verschillende weidevogels hebben specifieke en soms tegenstrijdige wensen. Een grutto en tureluur hechten bijvoorbeeld meer waarde aan structuur in grasland voor beschutting terwijl de kievit en scholekster het liefst op relatief kaal land broeden. Vandaar dat een combinatie van verschillende maatregelen in een gebied belangrijk is. Goede afstemming tussen boeren en gebiedscoördinatoren is hiervoor van belang.
Slootrandenbeheer
Op kleine schaal kan een boer al variatie aanbrengen op zijn land door aangepast beheer van de slootranden of beweiden. Doordat sloten vaak een grotere kruidenrijkdom en lagere gewasgroei hebben in het voorjaar bieden de slootranden kansen voor extensief beheer. Daarnaast lopen sloten vaak langs meerdere percelen waardoor ze als verbinding kunnen dienen tussen percelen met geschikt (kuiken)land en toevluchtsoord. Dan is het wel van belang om de randen niet mee te maaien met de eerste snede.
Door beweide percelen af te wisselen met maaipercelen en percelen die in rust blijven tot later in het jaar ontstaan verschillende grashoogte. Een weidevogel kan dan zelf beslissen in welke percelen hij gaat zoeken naar voedsel of zichzelf verstopt voor predatoren.
Variatie de sleutel tot succes
“Weidevogels moeten altijd een plek hebben waar ze kunnen vertoeven.” Dat zegt Freddy Aalberts uit Hasselt (OV). Aalberts heeft zelf een biologisch melkveebedrijf en is daarnaast weidevogelcoördinator van agrarische natuurvereniging Camperland. Op zijn bedrijf melkt hij zo’n 90 melkkoeien op 44 hectare eigen grond en 44 hectare gepachte natuurland van Staatsbosbeheer. Hij heeft 6,5 hectare ontwikkeling kruidenrijk, acht hectare rustgebied, die is voorgeweid en één hectare plasdras voor de weidevogels. De 6,5 hectare ontwikkeling kruidenrijk bemest Aalberts niet en mag hij vanaf 23 mei maaien. Mits er geen vogels zitten natuurlijk. Als het gras in het kruidenrijk perceel te hoog wordt voor de weidevogels kunnen ze naar het rustgebied dat is voorgeweid. Als de voorgeweide percelen te lang worden kunnen de weidevogels naar het in mei gemaaide kruidenrijke perceel waar de grasgroei inmiddels weer is begonnen. Variatie is de sleutel tot succes volgens Aalberts. “Als je het goed wilt doen voor de weidevogels moet je veel variatie aanbrengen. Dat is veel werk maar betaalt zich terug in meer vogels.”
“Onze aanpak werkt”
Zijn beheer stemt Aalberts af met twee collega-mekveehouders waardoor ze in totaal op ongeveer 25 hectare beheer uitvoeren. “Onze aanpak werkt we hebben meer vogels dan eerst.” Uit de laatste BTS-telling (bruto territoriaal succes- telling) bleek dat in april 8 tureluurs, 14 grutto’s, 1 wulp, 1 scholekster, 4 slobeenden, 20 kieviten in het gebied zaten. Bij de telling in mei zaten er nog 7 tureluurs en 16 grutto’s en nog 1 kievit en 1 wulp met kuikens. Nu rond 15 juni zitten er 40 tureluurs, zowel jonge als ouden en 10 grutto’s met kuikens. Op dit moment heeft Aalberts niet veel te wensen. Wel zou hij nog een extra plasdrasgebied willen aanleggen op zijn eigen perceel. “Dat nieuwe plasdrasgebied wil ik op het perceel met ontwikkeling kruidenrijk aanleggen en laat ik dan pas vanaf 1 mei vollopen. Ik kan dan eerst maaien waardoor het gras rondom het plasdrasgebied richting eind mei mooi kort is.” square
Winst & Weidevogels
Het project Winst & Weidevogels bracht zowel de wensen van weidevogels als de wensen van de boer in kaart. De inzet: een gespreid bed voor de vogels én een goed inkomen voor de veehouder om dat gespreide bed ook blijvend te kunnen verzorgen. Kennis uit dit (praktijk)onderzoek met melkveehouders vind je op weidewinst.nl.