Van regel tot regel
Van wieg tot wieg
Het Nederlandse oppervlaktewater wordt steeds schoner, en dat is goed voor natuur en milieu. Met name door de strengere mestwetgeving is er minder uitspoeling van milieubelastende nutriënten, maar daardoor komt er ook minder organische stof in landbouwgronden. Steeds vaker hebben boeren te maken met dalende organische stofgehalten, waardoor bodems uitspoelinggevoeliger worden en uiteindelijk minder vruchtbaar. Organische stof bindt immers nutriënten, zoals stikstof en fosfaat. Bovendien is organische stof in bodems een van de belangrijkste manieren om veel koolstof vast te leggen.
Frank van Hedel (SBB): "Samen met Natuurmonumenten onderzoeken we ook mogelijkheden om reststromen te gebruiken als brandstof voor energieopwekking.”
Natuurorganisaties, biomassa en energie
Natuurbeherende organisaties hebben te maken met een overschot aan organisch materiaal omdat halfnatuurlijke en cultuurlandschappen regelmatig worden gemaaid en gesnoeid in het kader van verschralend beheer. Daarbij komen niet alleen waardevolle materialen vrij zoals timmerhout, dakriet en veevoer, maar ook grote hoeveelheden materiaal met lage waarden.
Frank van Hedel werkt voor Staatsbosbeheer (SBB) en doet zijn best de restproducten uit natuurgebieden te verwaarden en waar mogelijk kosten te besparen. “Op deze wijze proberen we ons budget voor het natuurbeheer te verhogen.” Zo heeft hout waarde voor de zagerij, riet als natuurlijke dakbedekking en gras als ruwvoer voor de veehouder. “Maar samen met Natuurmonumenten onderzoeken we ook mogelijkheden om reststromen te gebruiken als brandstof voor energieopwekking.”
In het geval van energieproductie door verbranding of vergisting verdwijnt bijna alle koolstof uit het materiaal weer in de atmosfeer, terwijl bij toepassing in de landbouw juist enorme hoeveelheden koolstof vastgelegd blijven in humusgehalten van de bodem. Het afvoeren van biomassa naar erkende composteringbedrijven kost de beheersorganisaties veel geld, dus alternatieven zijn welkom. Waarom vercomposteert SBB zelf niet? Volgens Frank van Hedel past dit niet bij het imago van de natuurbeheerorganisatie, "de bezoekers verwachten natuur en geen hopen afval in de natuurgebieden.” Het composteren laat de organisatie liever aan de composteerders over.
Composteren en compostkwaliteit
Landelijk zijn er ca. 26 compostbedrijven die organische reststromen (GFT en groenafval) ontvangen en verwerken tot velerlei soorten compost. Het materiaal dat de poort binnenkomt, heeft vaak al een flinke afstand over de weg afgelegd. Na ontvangst wordt het materiaal verkleind waarna de afbraak versneld plaatsvindt. Afhankelijk van de composteringsmethode wordt het afval in langere of kortere perioden omgevormd in compost. Wat goede compost is, daar lopen de meningen over uiteen. Volgens kenners mogen de temperaturen niet te hoog oplopen (maximaal 60 oC). Bij hogere temperaturen verbrandt de koolstof en blijft er te weinig over voor het bodemleven. Te lage temperaturen geven risico op overblijvende onkruidzaden, en daar zijn afnemers niet blij mee. Om dit en andere kwaliteitseisen te garanderen hebben de brancheorganisaties het keurcompost ontworpen. Zie www.bvor.nl/keurcompost.htm.
Kleinschalig composteren
Natuurmaaisel kan ook kleinschalig worden omgezet in compost. In maaisel uit geïsoleerde en slecht toegankelijke terreinen, zoals natte moeras- en rietlanden, zijn weinig landbouwonkruiden, zware metalen en zwerfafval te verwachten. Het composteren zelf vraagt vakmanschap en aandacht, door regelmatig mengen en omzetten worden onkruidzaden onschadelijk gemaakt. Een bredere toepassing van natuurmaaisels in de landbouw draagt dus bij aan bodemvruchtbaarheid, vermindert uitspoeling van nutriënten naar het oppervlaktewater en leidt op de lange termijn tot meer vastgelegde koolstof in bodems. Beleidsmatig vereist dit een omslag in denken en gebiedsgerichte aanpak. Natuurmaaisel is meetbaar schoon genoeg om het niet langer als afvalstof te bestempelen maar als waardevolle grondstof in de landbouw. Zowel het milieu als de regio zijn dan de winnaars.
Versoepeling of vrijstelling
De milieuwet geeft beperkt ruimte om natuurmaaisel af te voeren - voor materialen uit natuurgebieden geldt een maximale transportafstand van oorsprong tot toepassing van 1 kilometer. Die afstand is gebaseerd op de vrijstelling “Bermmaaisel en tarragrond” van de Milieuwet, die het mogelijk maakt om bermaaisel op aanliggende percelen als bodemverbeteraar te gebruiken. Omdat de afstanden snel de kilometergrens overschrijden, is ruimer ontheffingsbeleid noodzakelijk. Zonder ontheffingen kunnen boeren alleen materiaal uit natuurgebieden aanvoeren als agrarisch product, zoals ruwvoer of strooisel.
Natuurcompost in het mestplan
In 1942 werd voor het eerst de ploeg in het kale zand van de Noordoostpolder gezet. Veehouder en tuinbouwer Gerrit Marsman bezit dergelijke zandgrond in de Noordoostpolder: “Het organische stofgehalte in de bouwvoor heeft zich aanvankelijk vooral ontwikkeld doordat de overheid grasland verplichtte op deze ontginningsgronden. “Sinds de jaren ’80 is ons bedrijf biologisch en worden de gronden vooral voor tuinbouw gebruikt. De organische stof houden we op peil met grasklaver in de vruchtwisseling, aangevuld met vaste mest en compost, waaronder natuurcompost,” aldus Marsman.
“We hebben nu niet meer zoveel grasland, dus moeten we op onze gronden goed oppassen dat ze niet terugzakken naar het niveau van voor de ontginning. Wat mij betreft, is compost uit natuurgebieden een uitstekende aanvulling op ons bemestingsplan,” aldus Marsman. Door de gerichte bemesting op aanvoer van organische stof is een bouwvoor ontstaan met vandaag de dag 3,9% organische stof. Omgerekend is er ruim 4 ton CO2 vastgelegd per hectare.
Milieuwet
Volgens de Milieuwet is al het plantaardige materiaal waar men vanaf wil 'afval'. Daardoor is het onderhevig aan strenge regels rond transport en verwerking. Dat heeft een heel goede reden omdat plantaardige reststromen in de vorm van GFT-afval veel ziektekiemen en huishoudelijke materialen, zoals plastic, metaal en glas kan bevatten, terwijl bermmaaisel veel onkruidzaden, zware metalen en zwerfafval kan bevatten.
Vergunningen
Boeren die op eigen erf kleinschalig composteren, hebben meestal te maken met de milieueisen vanuit de betreffende gemeente. Indien het om grotere hoeveelheden (>600m3) gaat of gemeente-overschrijdende transportafstanden, gelden ook provinciale eisen. Het voorkomen van vervuiling en hinder vraagt om investeringen, maar ook beheersing van de processen voorkomt een hoop uitstoot. Milieuvergunningen worden door de provincie verstrekt.
Gebruik natuurcompost
De aanvoer van compost telt mee voor de mineralenboekhouding op basis van de gebruiksnormen van de Meststoffenwet. Voor stikstof in compost geldt een werkingscoëfficiënt van 10%. Dat wil zeggen dat slechts 10% van de in compost aanwezige stikstof meegeteld moet worden voor de gebruiksnormen. De fosfaat in compost is voor 50% vrijgesteld van de gebruiksnormen, echter met een maximale vrijstelling van 3,5 kg fosfaat per ton droge stof in compost. Verder geldt dat alle composten aan kwaliteitseisen uit de Meststoffenwet (tot 2008 nog bekend als BOOM) moeten voldoen.
EU-verordening en biologische mest
Compost waarbij het basismateriaal uit natuurgebieden komt, mag in principe worden toegepast als A-meststof binnen de biologische landbouw omdat natuurgebieden gelden als biologische oorsprong. Tot 2012 wordt ook groencompost aangemerkt als biologische meststof, daarna zal groencompost niet a-priori als A-meststof worden aangemerkt
Boeren voor natuur
De Hoeve Biesland ligt ingesloten tussen de oprukkende nieuwbouw in de Randstad. De eigenaars Jan en Mieke Duijndam houden daarom rekening met de behoeften van de burgers die ook gebruik maken van het gebied. Ze hebben gekozen voor een evenwicht tussen biologische voedselproductie, natuur en recreatie.
Binnen het project “boeren voor natuur” is vorm gegeven aan groene en blauwe diensten waaruit het bedrijf sinds 2008 inkomsten genereert. Dit betekent dat er naast melkproductie rekening wordt gehouden met de directe omgeving van het bedrijf. Naast de ontwikkeling van natuur binnen het bedrijf (10%) voeren ze materiaal aan vanuit een aangrenzend natuurgebied. Het materiaal (biomassa) uit het gebied, zoals maaisel, gebruiken ze voor het melkvee. Soms als ruwvoer, maar ook als strooisel. De strooiselrijke mest komt weer ten goede aan de weidevogels die er nestelen. Een deel van de biomassa uit de omgeving mengen ze met mest en slootvuil. Hier maken ze vervolgens compost van. Via de gemeente hebben ze de milieuvergunning voor het landbouwbedrijf verkregen en kunnen ze de kringloop op het bedrijf vanuit de directe omgeving sluiten. De compost blijft op het bedrijf. In die zin zijn ze geen concurrent voor de grote compostbedrijven.
Tekst: Leen Janmaat
Beeld: Merijn Bos