Deel 1 van een serie over de ervaringen van boeren met een passie voor de bodem
Bodemboeren over koeien, mest en bodemleven
“We boerden conventioneel en gebruikten heel veel kunst- en drijfmest,” vertelt Henk den Hartog. “We hadden gigantische opbrengsten, maar we zagen dat de grond het niet meer aankon en dat het vee er ook moeite mee had. De structuur van de grond werd steeds dichter en als het geregend had, bleven er vaak plassen staan. Dan konden we het land niet op, dus de koeien moesten vaker binnen blijven.” Hij realiseert zich dat het zo niet langer kan. Hij hoort over de stikstof-koolstof balans en begrijpt dat op zijn bedrijf vooral de factor koolstof ontbreekt. “Voor ons was het lastig om binnen met stro of strooisel te gaan werken, want we hadden een ligboxenstal met roostervloeren. Zodoende lag het voor de hand om zelf compost te gaan produceren.” Het begon klein, maar inmiddels is de compostering een belangrijke bedrijfstak geworden. Er wordt compost geleverd aan collega-melkveehouders, maar ook aan boomkwekers, tuinders en stadslandbouwers.
Gerjo Koskamp van boerderij Ruimzicht in Halle heeft een andere manier gevonden om koolstofrijke mest te creëren. In 2002 schakelde hij over naar de biologisch-dynamische landbouw. “Koeien met hoorns, dat was nieuw, en ik realiseerde me direct dat onze oude stal niet meer voldeed. Veel te krap allemaal en veel te nauwe gangen” Gerjo haalde daarom alle ligboxen uit zijn stal, en legde er naar voorbeeld van Jan Vrolijk in Oosthuizen een heuvel van zand en cement voor in de plaats. “Zo is het eigenlijk een perfecte heuvelstal, zonder dode hoeken en met zo min mogelijk hekwerk. In de winter rol ik dagelijks twee grote ronde balen stro uit op de heuvel, samen zo’n 500 kg. De koeien mesten en urineren op de heuvel en trappen al dat materiaal al doende onder zich de heuvel af. De mest is daardoor constant in beweging en is zuurstofrijk, waardoor je in vergelijking met bijvoorbeeld een potstal weinig methaanuitstoot hebt. Een duurzame stal, in alle opzichten.” Driemaal daags schuift Gerjo de mest onderaan de heuvel weg. Op de compostplaat en onder een compostdoek krijgt die dan ruim een half jaar de tijd om te composteren“ Om de weideperiode te verlengen is Gerjo ook het graanland gaan beweiden. “We verbouwen hier triticale die we ook laten begrazen, laat in het najaar en nog een keer vroeg in het voorjaar. Je moet tussendoor wel een keer bij bemesten, maar zo heb je er eigenlijk een dubbel gewas van. Eerst in zijn grasfase, en later als graan. Van de korrel maken we meel dat de koeien als krachtvoer krijgen. En het stro van het graan gaat de heuvel op, waar de koeien vervolgens weer hun mest van maken. Nou, kringetje rond: zo werkt het!”
“De structuur van de grond werd steeds dichter.”
Henk ziet grote positieve veranderingen op zijn bedrijf. “Je merkt dat de percelen elk jaar minder compost nodig hebben. Eerst gaven we 20 ton per hectare, nu eerder 10 ton. Ze blijven gewoon doorproduceren, al breng je niks. Dan zie je wel dat de stikstofproductie minder wordt, maar dan begint de klaver het wat over te nemen.” Ook extreem weer kan beter door de bodem worden opgevangen. “De bodem wordt een soort spons. Als het regent, neemt de bodem het vocht veel makkelijker op en in droge perioden zie je dat de bodem nu ook veel langer toe kan met minder vocht. De productie wordt wel wat lager maar de bodem blijft in leven, en zodra het weer begint te regenen, komt het weer op gang. Je kunt ook zien dat de bodem veel meer draagkracht heeft gekregen. Daarom hebben we vorig jaar bijvoorbeeld zeven pinken de hele winter buiten kunnen laten.” Ook Gerjo noteert veranderingen op zijn bedrijf. “Op alle vlakken zie ik de weerstand toenemen. Zo hebben we nu veel meer wormen. De pendelaar bijvoorbeeld, die gaat heel diep en perforeert de bodem, waardoor je de doorlaatbaarheid voor heftige regenval vergroot. Veel van de structuurschade die we hadden is nu hersteld, en we hebben nauwelijks nog plassen op het land.”
Vijf eigenwijze Nederlandse boeren doken met een kleine filmploeg letterlijk hun bodem in, en vertellen waarom en hoe zij voortdurend experimenteren en observeren om die duurzamer te beheren. Samen verzetten zij de bakens om tot een grondig nieuw bodemverhaal te komen. Daarin is duurzame voedselproductie meer dan verliezen compenseren en bedreigingen afwenden. Met oude, soms vergeten, en nieuwe, soms verrassende kennis bouwen zij proactief aan hun natuurlijke kapitaal: een bruisend bodemleven met voldoende lucht, water, koolstof en mineralen.
“De triticale laten we in het voorjaar en het najaar begrazen.”
Henk den Hartog: “De zwakste schakel in de melkveehouderij is volgens mij de huisvesting van het vee. En dan heb ik het nog niet eens over dierenwelzijn of ruimte voor de koe, maar puur over wat wij met de uitwerpselen van onze koeien doen, met de voeding voor het bodemleven. Daar moeten we oplossingen voor gaan zoeken.”
Tekst: Fransjan de Waard, Joris van der Kamp
Beeld: Joris van der Kamp, Fransjan de Waard