Meer afstemming tussen opfokkers, broederijen en legpluimveehouders
Bedrijfsnetwerk pluimveehouderij verbindt
De biologische pluimveesector is in 2010 met 29% gegroeid. Skal telde per januari 2011 ruim 1,3 miljoen biologische hennen op 114 gecertificeerde bedrijven met een bedrijfsomvang van 3.000 hennen of meer. Deze groei heeft vooral plaatsgevonden in de regio midden Nederland. De gemiddelde bedrijfsomvang telt ruim 11 duizend hennen, met een maximum van circa 33.000 hennen per bedrijf. De opfok vindt plaats op 26 opfokbedrijven waar met ongeveer drie rondes hennen per jaar net voldaan kan worden aan de vraag vanuit de legsector. Deze ontwikkeling vraagt om veel aandacht voor de biologische aspecten van de houderij. Dat wil zeggen aandacht voor een goede opfok, voor gezondheid en uitloopgedrag.
Dit vormen dan ook thema’s van de verschillende studie- en themagroepen van het bedrijfsnetwerk. Landelijk is de studiegroep opfok actief, en daarnaast draaien er drie regionale studiegroepen.
Studieclub opfok
De studieclub opfok bestaat uit twaalf biologische opfokkers. Zij fokken op contract leghennen op voor de verschillende broederijen die actief zijn in de biologische legsector. De opfok en opvoeding van de hennen krijgt gelukkig steeds meer aandacht. Alleen maar ‘een koppel goede hennen’ bestellen is niet voldoende. Vooraf bewuste keuzes maken, dit afstemmen met de opfokker en samen de consequenties overzien is een goede investering voor een succesvolle legronde. Broederijen en opfokkers kunnen onmogelijk alle wensen van legpluimveehouders invullen, maar in afstemming met elkaar is er veel mogelijk. Deze afstemming kan nog veel beter worden benut. Zo kan de jonge leghen al worden voorbereid op haar toekomstige huisvestingssysteem, qua voer, water, daglicht en naar buiten gaan. Ook belangrijk is de overgangsperiode tussen opfok en leg. Als legpluimveehouder en opfokker hierover goede afspraken maken en beiden hun werk goed uitvoeren, voorkomt dit veel stress en een valse start van de legperiode. Door de bedrijfsnetwerkbijeenkomsten wisselen opfokkers en legpluimveehouders steeds meer wensen en kennis met elkaar uit. Deze gezamenlijke aanpak werpt vruchten af. Zo zijn legpluimveehouders een keer gaan kijken hoe een opfokstal eruit ziet en wat een opfokker gedurende zeventien weken allemaal doet om de hen volgens afspraak af te leveren. Andersom vertelt de opfokker bij de legpluimveehoudersstudiegroep hoe hij hennen ‘opvoedt’ tot gewenst gedrag, zoals bij eten, drinken en op stok gaan.
Wel of niet enten
Leghennen moeten tegen een stootje kunnen. Om ziekten te voorkomen worden jonge hennen veelvuldig geënt. Met uitbraken van SG en Coryza loopt de noodzaak tot meer enten verder op. Dit zet pluimveehouders en opfokkers aan het denken. Hoe vol mag het entschema worden en hoeveel veerkracht heeft de opfokhen in de opfokfase? Voor de legpluimveehouder lijkt dit een ‘ver van mijn bed show’, maar voor de opfokker in wordt het steeds moeilijker om èn de entingen er goed in te krijgen in zeventien weken èn de hen op gewicht en in een uniform koppel af te leveren.
Diergezondheid en kruiden
Uit het project ‘Natuurlijk gezond’ (2009-2010) zijn stalboekjes voortgekomen met praktische tips en inhoudelijke informatie over de mogelijkheden van kruiden om diergezondheid en weerstand te bevorderen. Deze stalboekjes zijn onder alle biologische pluimveehouders verspreid en in de studieclubs doorgelopen. De toepassingsmogelijkheden van kruiden werden toegelicht en ervaringen uitgewisseld. Kruiden aanbieden biedt wel perspectief, met name als preventieve gezondheidsbevorderaar. Het is goed om te plannen welke kruiden op het bedrijf ‘passen’ en hoe ze toe te dienen. Een conclusie is dat het toedienen van kruiden niet los gezien kan worden van het totale voederrantsoen. De basis voor diergezondheid ligt bij de samenstelling van het rantsoen, kwam uit de discussies naar voren. Kruiden voegen vooral iets toe als het voederrantsoen de behoeften onvoldoende dekt. Vaak is een aanzienlijke hoeveelheid kruiden nodig om het gewenste effect te bereiken. De kosten spelen een rol, zoals een deelnemer verwoordde: “Als het dan een tijdje goed gaat, verschuift je handelswijze toch weer naar ‘kosten besparen’.”
Diergezondheid en uitval
Het beperken van uitval tijdens de legperiode blijft een belangrijk aandachtspunt in de biologische legsector. Kengetallen uit het verleden geven voldoende reden om hier veel aandacht aan te geven. De uitwisseling binnen de groepen gebeurt op basis van de vooraf verzamelde gegevens (die overigens binnen de groepen blijven). Dit maakt de discussie vaak direct en concreet. Doel hiervan is om het uiteindelijke uitvalpercentage omlaag te krijgen en vooral uitschieters te voorkomen. Na enkele discussieronden in 2010 is besloten door te gaan met een verfijnde manier van data verzamelen. Daarbij worden ook de achtergronden van het bedrijf en (ervarings)kennis over diergezondheid meegewogen. De veterinaire inbreng hierbij wordt, net als bij andere onderwerpen, verzorgd door AviVet.
100%-biovoer
Met toekomstige aanscherpingen van de EU-regels in het vooruitzicht, is in 2010 een klein groepje pluimveehouders alvast actief aan de slag gegaan met het thema 100%-biovoer. Hoe kun je 100%-biovoer in de praktijk succesvol realiseren? De ervaringen tot nu toe leren dat het niet eenvoudig is. In augustus zijn de pluimveehouders in Duitsland gaan kijken hoe collega’s dit succesvol toepassen. Eind januari is een vervolgbijeenkomst gehouden met zowel opfokkers, legpluimveehouders, een broederij- als een nutritionist. Belangrijkste conclusie tot nu toe is dat de opfok erg belangrijk is en dat hennen tijdens de opfok geleerd moet worden meer voer op te nemen (van een lager energiegehalte). Komend jaar wordt met dit thema verder gegaan.
Op eigen kracht
Het bedrijfsnetwerk vormt een belangrijke verbindende rol in de biologische legsector. De noodzaak om met elkaar en samen met ketenpartijen verder te werken is en blijft een uitdaging voor de sector zelf en specifiek voor de biologische pluimveevereniging (BPV). Een voorwaarde bij de ondersteuning van bedrijfsnetwerken is dat deze na afloop van de subsidie zelfstandig en op eigen kracht verdergaan. Het goede begin in 2010 is daarmee het halve werk.
‘Opfok basis voor hele pluimveetak’
Opfokker Willem Remijnse is een betrokken deelnemer aan het bedrijfsnetwerk van Bioconnect. “Door het bedrijfnetwerk hebben we als opfokkers de laatste jaren de kwaliteit van de opfokhen aanzienlijk kunnen verbeteren. Door goede onderlinge contacten tussen opfokkers van verschillende broederijen/opfokbedrijven/verkooporganisaties zijn we beter bewust van de consequenties van onze opfokactiviteiten. Zo wordt er nu veel meer aandacht en tijd besteed aan de opfok, op basis van economische en technische cijfers die onderling worden vergeleken. Dit levert ons meer inzicht in onze bedrijfsvoering, met betere bedrijfsresultaten op meerdere fronten. Ook is de opfok professioneler geworden, met positieve gevolgen voor het dierenwelzijn. We krijgen nog te weinig waardering vanuit de hoek van de leghennenhouders voor onze inspanningen, terwijl hier toch een goede basis gelegd wordt voor de gehele biologische pluimveebedrijfstak. Gelukkig is het nu gemakkelijker om met collega’s te overleggen (in alle openheid) over elkaars bedrijfsvoering met alle mogelijk- en moeilijkheden hierbij.”
Tekst: Jan Paul Wagenaar, Leen Janmaat