Ontwikkeling van duurzaamheid vraagt om gedeelde verantwoordelijkheid
Nieuwe verbindingen in de voedselketen

Er wordt in de maatschappij op veel fronten aan duurzaamheid gewerkt. Veelal richten de initiatieven zich echter op een specifiek aspect en ontbreekt een integrale aanpak van alle duurzaamheidsaspecten (bodem, biodiversiteit, water, lucht, CO2, energie, sociale rechtvaardigheid, etc.). Juist bij de biosector zou je het streven naar integrale duurzaamheid verwachten, zie Figuur 1. In zijn toekomstvisie Organic 3.0, beschrijft de wereldkoepelorganisatie van de bio sector (IFOAM) duurzaamheidsaspecten waarbij het niet alleen gaat om ecologische veerkracht maar ook om maatschappelijke veerkracht. Zonder gedeelde maatschappelijke waarden komen we niet tot integrale duurzaamheid!
In de visie van de Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding (RIDLV, 2011) wordt de vraag gesteld waarom het in Nederland zo moeizaam lukt om tot integrale duurzaamheid te komen. De raad stelt dat een belangrijke oorzaak te weinig aandacht krijgt: onze voedselproductie is losgemaakt uit zijn ecologische en sociale context. Hierdoor raken vitale relaties verloren of zijn deze zelfs gecorrumpeerd. Consumenten, producenten en alle ketenpartijen daartussen voelen nog amper verantwoordelijk voor elkaar met als gevolg een toenemende afstand en vervreemding tussen de schakels in de voedselketen. Zelfs als elke schakel ultiem zijn best zou doen te verduurzamen dan nog worden er links of rechts in de keten zaken over de schutting gegooid omdat hij/zij zich daar niet verantwoordelijk voor voelt. Op meerdere vlakken ontbreekt de regie in de keten. En dit leidt tot wat de RIDLV ‘georganiseerde onverantwoordelijkheid’ noemt.
Hoe we voor nieuwe verbindingen kunnen zorgen en de afzet niet louter aan de markt overlaten is ook in de biologische keten een actuele vraag. In de praktijk is de keten, net als in de gangbare sector, veelal traditioneel lineair ingericht (zie Figuur 2). Dat heeft tot gevolg dat elke schakel in de keten zijn eigen overlevingsstrategie heeft, en het vooral om competitie en kostenefficiëntie gaat. Het gesprek tussen partijen in de keten gaat vooral om kostenbeheersing en de oplossing is dan schaalvergroting en specialisatie. Een lineair georganiseerde keten laat weinig ruimte voor verdere verduurzaming. Alles wat extra wordt gedaan voor duurzaamheid en wat niet verplicht is in het kader van de (minimum)normen van de biologische landbouw, zoals meer biodiversiteit, meer energie- en waterzuinig werken, minder CO2 uitstoot, true cost accounting is voor rekening van elke actor zelf en valt moeilijk door te berekenen in de keten. Dat houdt vernieuwing tegen. De vraag is hoe we toe kunnen werken naar solidariteit in plaats van concurrentie in de keten? Het verbeteren van kwaliteit en duurzaamheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
‘In de praktijk is de biologische keten, net als in de gangbare sector, veelal traditioneel lineair ingericht.’
'Georganiseerde onverantwoordelijkheid’, hoe komen we ervan weg? Hoe kunnen we dat tij keren? De crux, volgens de RIDLV, zit ‘m in het herstellen of vernieuwen van verloren gegane relaties, dus meer samenhang in de keten. Dat vraagt om een anders georganiseerde keten met alle spelers in die waardeketen (van teler, verwerker, handelaar, retailer tot consument) waar het niet zozeer om kostenreductie gaat, maar om gedeelde waarden en ambities. Dus hoe elkaar in de keten daarop aan te spreken en het elkaar gunnen en mogelijk maken. Dan ontstaat er gedeelde verantwoordelijkheid! Dat vraagt om een kringorganisatie (zie Figuur 3), waarin je elkaar aan kunt kijken en feedback kan geven. Dan ga je samen naar oplossingen zoeken en kom je tot gezamenlijke, transparante keuzes. Dat geeft betrokkenheid, verbinding en nieuwe vormen van samenwerking.
Natuurlijk lukt zo’n kring van ketenpartners makkelijker bij regionale, kleinschalige initiatieven. Veel burgers zijn betrokken bij dergelijke initiatieven, op zoek naar verbinding met de productie van hun voedsel, weg van de vervreemding, bijvoorbeeld in de vorm van herenboeren of stadslandbouw. Maar ook boeren zelf zoeken dergelijke relaties, en willen niet voor een anonieme markt produceren. Zo ontstaan CSA-bedrijven, abonnementsbedrijven, en boerenmarkten. Maar het zou ook in groter verband moeten kunnen als er maar regie is over een keten!
Verduurzamen is geen geïsoleerde maatregel zoals het plaatsen van zonnepanelen of het bouwen van een windmolen. De uitdaging ligt in het verbinden van maatregelen die op elkaar zijn afgestemd door de hele keten heen. Zo geeft IFOAM’s duurzaamheidsbloem uitdrukking aan integrale duurzaamheid (zie Figuur 1). De verantwoordelijkheid om dit te realiseren ligt bij de gehele voedselketen, iedere schakel kan een bijdrage leveren aan een duurzame samenleving. Het omvormen van de voedselketen vraagt om aanpassingen zowel van de bedrijven als van de overheid. Zo zijn prijsafspraken volgens de mededingingsautoriteit niet toegestaan. En wat te denken van de huidige grondprijzen die boeren aansporen tot intensief gebruik van landbouwgrond. In de komende edities van Ekoland volgen meerdere voorbeelden van bedrijven en initiatieven die werken aan integrale duurzaamheid.
Prof. dr. ir. Edith Lammerts van Bueren is voorzitter van de Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding (RIDLV)
‘Iedere schakel in de keten kan een bijdrage leveren aan een duurzame samenleving.’
CSA
Gemeenschapslandbouw of community-supported agriculture (CSA), is een vorm van samenwerking tussen burgers en lokale landbouwers. Burgers betalen jaarlijks een bijdrage om de productiekosten van het landbouwbedrijf te kunnen dekken. Het hart van een CSA-bedrijf is de overeenkomst tussen boer en consumenten, wie na deze overeenkomst niet meer ‘consument’ worden genoemd maar ‘lid’ of ‘participant’. De participant beloofd om (wekelijks) een deel van de oogst af te nemen, ongeacht of deze groot of klein uitvalt, en de kosten hiervoor te dragen. De boer zal zich inspannen om de grond, planten en dieren op zijn boerderij te onderhouden, waarbij de behoefte naar kwaliteit vanuit de leden wordt ingevuld. Nederland kent circa 40 CSA bedrijven die ieder weer op andere wijze invulling geven aan de verbinding producent-consument.
Tekst: Edith Lammerts van Bueren, Leen Janmaat