Beschermt de wet bodemgezondheid?
Bodem als beginsel
Laatst vroeg een ondernemer die een bedrijf ging kopen ‘welke regels zijn er eigenlijk over de bodem?’ Is een ‘goede bodem’ geregeld? Dat leek een simpele vraag. Toch raakte ik zelf bijna het spoor bijster. Onze wetgeving is in de eerste plaats gericht op het beschermen van de mens voor onveilige situaties. Die situaties zijn leidend en zo komt de ‘bodem’ in veel wetten terug, steeds op een deelonderwerp.
Bodemverontreiniging is het stevigste onderwerp: bij elk bouwproject mag de grond geen gif verbergen. Het gaat om gehaltes die gevaarlijk zijn voor de mens, uitgaande van vergiftiging via opname in gewassen of drinkwater. De bodem moet veilig zijn voor de nieuwe bestemming zoals wonen. Wisselen van weiland naar bouwland valt hier niet onder, want dezelfde bestemming. Grond die vervuild is, moet vanwege onveiligheid voor de mens worden afgevoerd of via spoeling of biotechniek worden geschoond. Zo kan de bodem onder stallen of mestkuilen problemen geven. De wetgever spreekt hierbij over onderzoek. Daarover merk ik vaak verwarring: is dít onderzoek?! Burgers en zo ook de biowereld denken aan wetenschap en doorwrochte kennis. Echter, onderzoek in wetgeving is beperkt: het is gericht op de normen in die wet.
‘Regelgeving voor de bodem heeft zeker niet geleid tot het meer verantwoordelijkheid nemen voor schone grond!’
Bij (ver)koop heet dit onderzoek een ‘schoon-grondverklaring’, een test op geen vergif. Al deze ‘schone grond’ kun je dus niet eten; het zegt niets over de biologische kwaliteit. Het normenstelsel heeft tot gevolg dat soorten afgevoerde grond worden gemengd, zodat het mengsel onder de norm valt. Het doel van de wet is dus niet ‘zo schoon mogelijk’! Ook bij puinverwerking werkt dit zo: puin voor paden mag één procent plastic en glas bevatten. Dat is de schoonste norm. De verwerkers zorgen er voor dat er ook echt één procent in zit. In de biologische verordening bij Skal zie ik geen eisen: wees dus alert bij nieuwe verharding, en zorg voor bewijs (foto’s, eigen monsters). Ander, wettelijk geregeld bodemonderzoek gaat over funderingsonderzoek (constructie gebouwen) of archeologie (behoud van de bodem als historisch archief). Mestregels en regels over afval beschermen grond- en oppervlaktewater. Deze wetgeving gaat niet of nauwelijks over het behoud van bodemkwaliteit. De wetgeving over uitstoot van stikstof op natuurgebieden is de enige regelgeving die een bodem voor biodiversiteit wil beschermen (nu nog in Wet Natuurbescherming).
Skal-regels over bodemkwaliteit zijn er niet. Er is één beginsel: ‘biologisch telen betekent dat u uw gewassen in de bodem teelt’. De EU-verordening biologische landbouw heeft een gezonde bodem als beginsel. Met regels op andere onderwerpen stuurt de verordening erop dat de bodem gezond blijft met maximale hoeveelheden bemesting of veebezetting, vruchtwisseling, mestkwaliteit, geen middelen die het bodemleven beschadigen. De bescherming van de bodem is dus indirect geregeld in de zorg voor het bedrijf als geheel. Een blikveld op het geheel wordt zo een kans. Door deze bescherming kon ik bij de vraag van de koper wijzen op bescherming van de certificering van biologische grond via (erf)pacht. Dat kan in specifieke situaties ook als kettingbeding bij verkoop.
Gelukkig doet elke biologische tuinder en boer veel bodemonderzoek. Het zijn vakmensen. En daarom is het misschien wel beter dat een gezonde, levende, vruchtbare bodem een beginsel is. Een beginsel dat inspireert en samen nieuwsgierig maakt. De bodemregelgeving die ik hier aanhaalde, heeft zeker niet geleid tot het meer verantwoordelijkheid nemen voor schone grond! Laat bio een voorbeeld zijn.
Tekst: Helmer Wieringa