Geen vuiltje aan de lucht
De Rijdende Rechter zag ik nog niet bij biobedrijven langs gaan voor een ruzie. Biologische bedrijven geven geen overlast of schade aan de omgeving. Zo is vaak de houding in de biologische sector. Is de wetgever het daar mee eens?
‘Alles mag tenzij het is geregeld’ stelde ik eerder. En dat elke wet een onderwerp regelt, los van andere onderwerpen. Een activiteit is zodoende altijd toegestaan, waarbij de wetgever per onderwerp het negatieve wil voorkomen. De wetgever stimuleert nooit of zelden het positieve. De wetgever lijkt geïnspireerd door de tien geboden: ‘gij zult niet …..’. Wat dan wel wordt beoogd, blijft soms de vraag.
Het verhinderen van negatieve effecten is de centrale benadering bij hinder en milieuschade. Zo ook voor effecten via de lucht, zoals geur, uitstoot (ammoniak, fijnstof, zoönose) en geluid. De meeste milieuregels zijn gericht op effecten voor de mens. De effecten op de ‘fysieke’ leefomgeving van de mens zijn geregeld in de nieuwe Omgevingswet. In de praktijk is al op die nieuwe wet voorgesorteerd: voor geluid, fijnstof, ammoniak en geur gelden harde rekennormen. Elk agrarisch bedrijf moet hieraan voldoen. Dat betekent heel veel rekenen en meten. Het is niet anders. Dat je biologisch produceert, komt in geen enkele ‘meetregel’ aan de orde. Een bio-certificaat is nergens van belang en geeft je geen uitzondering omdat je het ‘goed’ doet. Heeft de bio-lobby hier wat laten liggen? Dat het loont toont één leuke uitzondering: in de ammoniakregels vanaf 1994 (emissieplafonds) gelden voor paarden, schapen en biologische veehouderij helemaal geen emissieplafonds. Biologische veehouderij is dan – volgens de ammoniakregels – wel toegestaan. Er gelden bij latere reparaties wel andere algemene ammoniakregels, dus of het altijd feest is…
‘Opvallend is dat de sector aanneemt dat biologische landbouw ‘goed’ is.’
Voor de hinder tussen buren geldt het Burgerlijk Wetboek. Deze sociale hinder is vaak niet meetbaar. Het is de hinder van een bbq of van het draaien van muziek. Of de hinder van erfafscheidingen, bladafval of minder uitzicht. Ook bio-boeren kunnen buren hebben die last ondervinden. Ook bioboeren morsen klei op de openbare weg, houden van een feestje of gebruiken plastic dat wegwaait. Deze hinder is niet in rekenregels geregeld. Soms zijn er vaste normen, zoals over erfafscheidingen of de afstand van erfgrens en bomen. In de wetspraktijk blijkt dat meer en meer naar rekenregels wordt gezocht, zoals x decibel geluid op x meter afstand, of fijnstofnormen voor het houtvuur. De rechter vindt de meting handig voor een besluit, én handig voor handhaving. Dat laatste is ook goed voor rust tussen buren.
De regelgeving voor biologisch gaat over productie en niet over het voorkomen van negatieve effecten op de omgeving. De Skal-regels gaan niet over geur, fijnstof of geluid. De biologische landbouwdoelen van de EU en daarmee de Nederlandse wetgeving zeggen niets over het behoud van schone lucht, het voorkomen van opwarming van de buitentemperatuur of sociaal gedrag naar de buren toe. Opvallend is dat de sector aanneemt dat biologische landbouw ‘goed’ is. Omdat biologische landbouw een wettelijk productiesysteem is, zouden de externe effecten expliciet vermeld moeten zijn. Door de externe leefomgeving als leidende principe in je keurmerk te betrekken, kun je laten zien, dat zorg voor de aarde je kernkwaliteit is: alleen zo dwing je een bijzondere positie af in de wet- en regelgeving.
Tekst: Helmer Wieringa