Opinie: stikstofplafond in biolandbouw moet omlaag
Tom Saat:
In het artikel over de biologische landbouw in de nieuwe stikstofwetgeving, beschreven Helmer Wieringa en Maria van Boxtel de potentie van de biologische landbouw. Juist omdat biolandbouw wettelijk is vastgelegd liggen daar grote kansen, zo stelden de auteurs terecht vast.
In de afgelopen maanden is herhaaldelijk, ook vanuit het kabinet, vastgesteld dat biologisch het beter doet dan gangbaar als het om stikstof gaat. Ook in praktijkproeven is dat meermaals gebleken. Maar ‘beter’ is nog lang niet hetzelfde als ‘goed’. Daarvoor liggen de bemestingsniveau’s ook in de biolandbouw gewoon te hoog. Een paar eenvoudige rekensommen laten dat zien.
Berekening
In de gangbare melkveehouderij wordt gemiddeld met (kunst-)mest zo’n 320 kg N per hectare aangevoerd. Tel daarbij op de mineralisatie uit de bodem, de stikstofbinding en de depositie, en dan zit je rond de 370 kg N per ha. Met dierlijke producten wordt er 100 tot 110 kg N per ha afgevoerd. Het overschot schommelt rond de 250 kg.
In de biologische melkveehouderij geldt een maximum mestgift van 170 kg N per ha, maar ligt de stikstofbinding in het algemeen veel hoger (10 gangbaar in verhouding tot 70 biologisch). Samen met de mineralisatie en depositie komt het totaal stikstofniveau in de bio melkveehouderij rond de 270 kg per ha. De afvoer ligt, door de veel lagere veebezetting, ook veel lager: zo’n 60 kg N per ha. Het overschot ligt dan rond de 200 kg. Dat is lager dan in de gangbare melkveehouderij en doordat het eiwitgehalte in het biovoer lager is, is het ook aannemelijk dat de ammoniak productie lager is en er dus een kleiner gedeelte van het bodemoverschot als ammoniak verdwijnt. Maar met deze cijfers ga je de doelstellingen van het stikstofbeleid nooit halen, zeker niet vlakbij natuurgebieden. Dan moet er echt iets aan de maximum mestgift gebeuren.
In Europa is de mestgift op biobedrijven volkomen willekeurig op 170 kg N /ha vastgelegd. Dat is ook het maximum wat aan gangbare bedrijven voor het gebruik van dierlijke mest is toegestaan. Die hoeveelheid kun je in een biologisch bedrijf alleen halen als je van buiten iets aanvoert en dat is in de regel krachtvoer. Binnen een gesloten kringloop, (en dat is de kerngedachte van biologische landbouw), ga je die hoeveelheid N nooit halen. Met alleen gras en krachtvoer van eigen land kom je nooit aan 170 kg N per ha (het gangbare derogatie-maximum van 250 kg N is nog veel sterker afhankelijk van krachtvoerinput van ver!).
90 tot 120 kg N
Uitgaande van een evenwicht tussen plantaardige en dierlijke productie, zal het maximum wat er op een biobedrijf zonder input van buitenaf per hectare beschikbaar is, tussen de 90 en 120 kg N per ha liggen, afhankelijk van de grondsoort en het bouwplan. Bij Demeter (biodynamische landbouw) ligt daarom het toegestane stikstof maximum op 112 kg N uit dierlijke of plantaardige mest. En dat is een bemestingsniveau waarmee je wèl de stikstofdoelstellingen kunt halen. In een mix van plantaardige en dierlijke productie ligt de stikstofafvoer iets hoger dan de genoemde 60 kg van een melkveebedrijf, namelijk zo rond de 100 kg/ha. Een mestgift van 112 kg N plus stikstofbinding en -depositie van 100 kg tegenover een afvoer van rond de 100 kg N geeft een bodemoverschot van rond de 100 kg. Dat is het niveau wat nodig is om je productie op peil te houden. Als het bodemoverschot onder de 100 kg/ha komt, loop je het risico van lagere opbrengsten. Ligt het overschot boven de 100 kg, dan nemen de milieuverliezen toe.
Ik heb met lede ogen aan gezien hoe het Biohuis deze zomer niet met een ferme blik op de toekomst heeft voorgesteld om het stikstofniveau van 170 kg N naar 110 kg N te verlagen om zo de stikstofdoelstellingen glansrijk te realiseren, maar dat zij ervoor koos om de gangbare landbouw te steunen in diens verzet tegen de stikstofplannen van het kabinet.
Natuurlijk zijn er redenen om je als Biohuis zorgen te maken over de toekomst van bio bedrijven rondom natuurgebieden, maar die bewijs je geen dienst door dan maar de natuurdoelstellingen overboord te gooien zoals alle gangbare landbouworganisaties willen. Je biedt je leden alleen perspectief door proactief je eigen regelgeving zo aan te passen dat je wèl aan de stikstofeisen voldoet. En dat gaat om een aanpassing die het oorspronkelijke gedachtegoed van de biologische landbouw recht doet: een betere landbouw met minder emissies èn een betere natuurkwaliteit. Dat dat consequenties zal hebben voor zowel de biologische veehouderij als akkerbouw, zal ik zeker niet ontkennen. Maar ook met een veel lager bemestingsniveau zijn goede opbrengsten te halen, al wordt er dan wel veel meer van het vakmanschap van de boer gevraagd. Maar ook dat is bij uitstek een karakteristiek van biologische landbouw.
Noot: In haar persbericht van 6 augustus na het eerste gesprek met Remkes spreekt het Biohuis letterlijk deze woorden: „Wij steunen de eisen van onze collega landbouworganisaties met betrekking tot flexibiliteit rondom tijdspad, doelstellingen en kritische depositiewaarden”.
Tekst: Tom Saat
Beeld: Tom Saat