Fotoserie: Schoffelen en wiedeggen in Groninger zaaiuien
Christoffel den Herder (Ceres) zette de voorwaarden voor een geslaagde mechanische onkruidbestrijding op een rij. Voor gangbare telers ziet hij een bodemherbicide nog altijd als de beste start. „Wieden werkt alleen goed als het gewas een voorsprong heeft op het onkruid. Zorg verder voor vlak land, machines met gelijke werkbreedtes en zaai diep genoeg; 0,5 tot 1 cm dieper dan je gewend bent. Je wilt namelijk niet werken in de wortelzone van de ui. Zorg er verder voor dat de toplaag fijn genoeg is. Een eg trekt namelijk maar weinig onkruiden uit de grond maar dekt ze vooral toe. De eerste tand trekt ze plat, de tweede tand gooit er grond op."
Op dit perceel is de grond na een buitje ideaal; de grond is zacht en alle machines laten een prima resultaat zien. Veel telers in Groningen hebben te maken met bonte percelen. Daar kan de zaaidiepte varieren. Den Herder adviseert waar mogelijk percelen op te delen in vakken, zodat er eventueel met verschillende afstelling kan worden gereden. Over het rijden zelf zegt hij: „altijd in dezelfde richting en niet te hard. Capaciteit moet komen uit de breedte, niet uit snelheid. De tand heeft tijd nodig om zijn werk te doen en je wilt het gewas niet beschadigen.”