Waals akkerbouwbedrijf Agrium start met teelt hazelnoten
Akkerbouwer Philippe Mattez van Agrium houdt wel van een uitdaging en introduceerde al eerder nieuwe gewassen in zijn vruchtwisseling, zoals hennep, quinoa en de volvelds teelt van basilicum en peterselie. Vanwege herhaalde periodes van langdurige droogtes heeft hij het aantal wintergewassen - met oogst in het voorjaar - opgegeven.
Geconfronteerd met dit probleem bracht zijn ondernemende karakter hem afgelopen winter op een nieuw idee: de introductie van een meerjarig gewas dat beter bestand is tegen droogte en waarvoor een nieuwe afzetmarkt zich opent in België: 18 van de circa 100 hectare is aangeplant met lange rijen hazelaars. Waarom zo’n grote oppervlakte in één keer? „Als ik het had geprobeerd op 1 of 2 hectare blijft het een probeersel. Je zult dan niet slagen omdat het je niet hoeft te lukken. Nu moet ik wel. Als ik 18 hectare aanplant, dan doe ik er alles aan om het succesvol te maken. Bovendien maken kleinere arealen de investeringen in de benodigde machines niet rendabel.”
De afzet moet gaan verlopen via Agronut, een Belgische start-up in de verwerking van noten. „Samen willen we de productie en verwerking van hazelnoten op Belgische bodem een impuls geven. Ons voordeel: in België hebben we een grote chocolade-industrie die hazelnoten van lokale oorsprong vraagt.”
Plantafstand
De aanplant betreft twee Italiaanse variëteiten: één noot van hogere kwaliteit met lagere opbrengsten en één met hogere opbrengst. De rijen hazelaars zijn geplant met een rijafstand van 7 meter, zodat een werkbreedte tussen de rijen van 6 meter nog te betelen is. „De pompoenen hebben we net tussen de hazelaars uit geoogst, de voorvrucht was koolzaad en witte klaver.”
De plantafstand tussen de hazelaars is 2 meter, om een haag te vormen. De eerste oogst van hazelnoten is gepland na drie jaar. De stroken tussen de rijen hazelaars worden dan waarschijnlijk ingezaaid met een grasmengsel en ook makkelijke te telen gewassen als luzerne zijn een optie. „Of een mobiele kippenstal,” glimlacht Philippe, die nog niet heeft besloten wat precies te gaan telen tussen de hazelaars zodra de productie van noten op gang is gekomen. Werken met een start up in de afzet zoals Agronut is natuurlijk een risico, maar Philippe is zich ervan bewust. Hij investeerde ook zelf in de aanplant en deelt geen risico’s met de afnemer. „Ik heb vertrouwen in de teelt met bomen en struiken. Ik zie vooral kansen.”
Samenwerking
Akkerbouwer Philippe Mattez werkt op Agrium met een team van drie vaste medewerkers en circa tien seizoenarbeiders. Christophe Versailles is een jonge medewerker die verantwoordelijk is voor administratieve taken en Philippe assisteert bij het organiseren en uitvoeren van veldwerk en logistiek. Een andere medewerker is vooral bezig met mechanisatie en reparatie, de derde is overal inzetbaar. „En ik doe vooral de verkoop. We werken alle vier niet meer-dan-voltijds, zoals andere akkerbouwers. We willen ook graag een beetje leven.” Met aardappelen, pompoenen, chicorei en granen op bijna 100 hectare is de teelt nog intensief genoeg, plus nog 80 hectare in pacht- en gebruiksovereenkomsten.
Gezien zijn leeftijd: heeft Philippe al een opvolger op het oog? „Nog niet, maar ik denk er wel over na,” geeft hij toe. Zijn bedrijf Agrium is wel gericht op de lange termijn. Zo plantte hij veel bomen om over vijftig jaar hout te kunnen oogsten. “Ik ga dat niet meer meemaken,” zegt Philippe. „Ik profiteer ook van de beslissingen en het werk van mijn voorouders, en daarom voelt het goed om op dezelfde manier vooruit te kijken.” Het meeste werk op Agrium zit in de onkruidbestrijding. „Ik schat grofweg de helft.”
Een vruchtwisseling waarbij de teelten snel worden opgevolgd met groenbemesters en bodembedekkers houdt de onkruiden er grotendeels onder. „We telen vooral mixen met bijvoorbeeld Alexandrijnse klaver, phacelia, mosterdzaad, koolzaad, boekweit en zonnebloemen. We wisselen leguminosen af met granen, doen ook onderzaai en zaai in de rij tussen het gewas. Bijvoorbeeld klaver in de rij tussen de mais.” Veel granen in de rotatie plus mengsels van witte klaver met favabonen of met linzen onderdrukken de onkruiden. “Ook om de ontwikkeling van voorjaarsonkruiden af te remmen, verhogen we het aandeel wintergewassen en verminderen de teelten die we pas in de lente zaaien.”
Minimale bodembewerking
Philippe teelt nu ruim 25 jaar biologisch, en zag het organische stofgehalte in de bodem toenemen van zo’n 1,3 tot 1,5 procent naar 2,5 tot 3 procent. Agrium werkt ook graag met nieuwe gewassen en nieuwe variëteiten. „We telen bijvoorbeeld graag phytophteraresistente aardappelrassen, maar we merken dat de markt er niet klaar voor is. Onze afnemers hebben een sterke voorkeur voor de niet resistente rassen die ze gewend zijn.” Tegelijk merkt Philippe een groeiende interesse bij inkopers in maatregelen die verder gaan dan de biologische certificering alleen. “Bijvoorbeeld opslag van koolstof. Via Soil Capital krijgen we een bescheiden vergoeding voor verschillende maatregelen. Maar er komen ook enkele afnemers bij ons omdat we werken met compost, veel groenbemesters en minimale bodembewerking.”
Met die minimale bewerking experimenteert Philippe steeds meer, ook vanwege het weer. „Normaal hebben we elke drie weken regen. Alle boeren hier in de buurt herinneren zich de zomer van 1976 met drie maanden droogte. Maar de afgelopen vijf, zes jaar hadden we elke twee jaar droogte.” Agrium stopte daarom met de teelt van wortelen en uien. „Onze groentegewassen ervaren de meeste stress, ondanks onze lemige bodem met zo’n 13 procent klei, van wel tien meter diep.”
Een put slaan is met grondwater op 150 meter geen optie. „Ik merkte wel dat de diepwortelende gewassen het relatief goed blijven doen.” Philippe verminderde daarom meer en meer het ploegen, naar grofweg één keer per drie jaar. En hij ploegt ondiep, meestal maximaal 12 centimeter met een speciale ‘agronomisch ploeg’ die we in Nederland ekoploeg noemen. „Zo houden we beter het bodemvocht vast en bouwen we meer organische stof op.” Voor het verwijderen van groenbemesters of grasklaver werken ze met een Treffler TGA 300 cultivator en scalper. Christophe roemt de rijsnelheid en lichte gewicht en vind ‘m zuinig met brandstof. „Maar vanwege de snelheid werkt het niet altijd even goed.”
Testen eigen scalper uit
Met een groep telers waarmee ze samenwerken en in samenwerking met adviesbedrijf Greenotec en het Waalse landbouwonderzoeksinstituut CRA-W testen ze daarom ook een eigen scalper uit, ontworpen op basis van een rotorkopeg. „Het nieuwe prototype hebben we ondiepe, schuine tanden gegeven die vlak onder de grond op 2 tot 3 centimeter de wortels afsnijden. Met een zeer nauwkeurige werkdiepte ben je bijna 100 procent efficiënt in de verwijdering van zowel groenbemesters als onkruiden.”
Maar er zijn nog andere dingen die verbeterd kunnen worden. „De machine heeft meer vermogen nodig, met het risico dat de grond versmeert wordt als de omstandigheden te nat zijn. En bijvoorbeeld in de lente is het zwaar trekken, waardoor er meer verdichting mogelijk is. Er zijn nog andere gebieden voor verbetering. „Bij gebruik in het voorjaar op natte grond moesten we de tanden gebruiken om de bodemkorst los te breken en het zaaibed voor te bereiden, wat meer tijd en brandstof kostte.”
Experimenten
De groep biologische boeren waarmee ze kennis en ervaring uitwisselen, stelt ze in staat om verschillende experimenten te doen. „Met die groep, het CRA-W onderzoekscentrum en Greenotec hebben we al vier jaar een perceel van één hectare gewijd aan langetermijn systeemexperimenten rond het thema van minimale grondbewerking. Dit jaar was het onze beurt om aardappelen op dat veld te telen. Een teelt die normaal een zeer intensieve grondbewerking vereist. We moesten proberen de klassieke aardappelteelt – controle- te vergelijken met een technisch lichte grondbewerking, zonder rotavator. Door de regenachtige weersomstandigheden in het voorjaar hebben wij dit jaar de geplande werkzaamheden met lichte grondbewerking niet kunnen uitvoeren.”
Dat is jammer, maar Philippe blijft optimistisch. “Ik geloof echter in de voordelen van het verminderen van de intensiteit van de grondbewerking, zoals een toename van het aantal regenwormen, een betere bodemvruchtbaarheid en een beter vochtvasthoudend vermogen.”
Tekst: Maria van Boxtel
Beeld: Maria van Boxtel