Column: Hogere vergoedingen ANLB mag wel van Brussel
Op tafel bij de partijen die samen het Landbouwakkoord probeerden te sluiten lag dit voorjaar een rapport van Wageningen Universiteit: ‘Ecosysteemdiensten - Van tegemoetkoming in de kosten naar verdienmodel’. Het rapport kwam er omdat uit berekeningen van de landbouworganisaties en Boerennatuur bleek dat er jaarlijks circa 1,1 miljard euro nodig zou zijn tot aan 2040 om de ambities van het ministerie van LNV te realiseren. De conclusie van de WUR was dat het bedrag aan de lage kant was, maar dat de vergoedingen niet omhoog konden. Dat kwam onder meer door de staatssteunregels die Nederland samen met de andere EU-landen heeft afgesproken, aldus de WUR. Maar staatssteunregels zijn niet in beton gegoten en er zijn nog andere knoppen om aan te draaien.
Touwtrekwedstrijd
In de eerste plaats maakt de huidige touwtrekwedstrijd tussen provincies en de ministers van LNV over de hogere ANLB tarieven duidelijk dat daar ruimte ligt. Die tarieven worden eens in de zes jaar geïndexeerd, waardoor er een grote kans bestaat dat die vergoedingen al snel de kosten en gederfde inkomsten niet langer dekken. Dat is nu feitelijk al zo met de nieuwe vergoedingen, omdat ze zijn gebaseerd op 2021, dus van voor de Oekraïne-oorlog, hoge energieprijzen en inflatie. De vergoedingen aan natuurorganisaties worden overigens wel jaarlijks geïndexeerd, dus het is een politieke keuze om dat ook voor het ANLB te doen.
Maar zelfs die zesjaarlijkse verhoging is lastig voor het ministerie van LNV. De provincies hebben die verhoging voorgeschoten, na de toezegging van minister Adema om het te betalen. Maar Adema heeft het niet opgenomen in de begroting voor 2024, waardoor de Tweede Kamer onder aanvoering van de ChristenUnie met een amendement afdwong om er wel financiering voor te regelen. Het is speculeren, maar misschien is het een politiek spel van Adema om de provincies met veel BoerBurgerBeweging-gedeputeerden wat dwars te zitten, omdat er uiteindelijk geen landbouwakkoord kwam.
Verouderde gegevens
Verder blijkt de onderbouwing van de ANLB-vergoedingen op sterk verouderde gegevens te zijn gebaseerd. Er wordt bijvoorbeeld gerekend met grasopbrengsten uit 1994, dus van bijna dertig jaar geleden. Gelukkig wordt daar binnenkort een project voor opgestart om het meer naar deze tijd te trekken. Alleen werkt dat waarschijnlijk niet direct door in hogere vergoedingen, omdat het om aanpassingen van eens in de zes jaar gaat.
En als het gaat om vergoedingen voor landschapselementen zijn de vergoedingen gebaseerd op de werkwijze van de natuurorganisaties. Omdat die verschilt van de boerenpraktijk zal ook daar naar gekeken moeten worden.
Staatsteunregels
Maar het belangrijkste is misschien wel de mogelijkheid die de staatsteunregels bieden. In tegenstelling tot wat de WUR naar voren bracht, zijn er wel degelijk mogelijkheden om boeren wat extra te geven. De WUR stelt op basis van RVO-gegevens dat vergoedingen gebaseerd moeten zijn op gemaakte kosten, besparingen en inkomstenderving. In plaats van RVO als klankbord te gebruiken, had Wageningen beter naar Brussel kunnen kijken. Lidstaten mogen bovenop de normale vergoeding ook twintig procent extra geven in de vorm van een stimulans. Dat staat in artikel 557 van de ‘Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden’ die de Europese Commissie op 21 december 2022 publiceerde.
Artikel 557
De in aanmerking komende kosten kunnen op een van de twee volgende manieren worden berekend:
a) als een volledige of gedeeltelijke vergoeding aan begunstigden voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die uit de aangegane verbintenissen voortvloeien. Indien nodig kunnen met deze steun ook transactiekosten tot een waarde van 20 % van de voor de bosmilieuverbintenissen betaalde steunpremie worden gefinancierd. De steun kan betrekking hebben op collectieve regelingen en resultaatgerichte betalingsregelingen, zoals regelingen voor koolstoflandbouw, die de begunstigden ertoe aansporen om op grotere schaal of op meetbare wijze te zorgen voor een aanzienlijke kwalitatieve verbetering van het milieu. Naast de vergoeding mag een financiële stimulans van ten hoogste 20 % van de vergoeding worden gegeven;
b) op basis van de waarde van de bosmilieuklimaatdiensten die door de markt niet worden gecompenseerd, waaronder collectieve regelingen en resultaatgerichte betalingsregelingen, zoals regelingen voor koolstoflandbouw.
Die twintig procent verhoging mag niet aan iedereen gegeven worden, want het is gekoppeld aan het klimaatbeleid. In de regeling noemen ze dat bosmilieuverbintenissen. Het gaat dus om het vastleggen van koolstof via bomen. Houtwallen, bossen, elzensingels en bijvoorbeeld knotbomen leggen allemaal koolstof vast. Nu geldt die 20 procent alleen nog voor bosbouw, maar met een beetje lobby kan dezelfde redenering voor klimaat ook gelden voor landschapselementen en dan kan daar ook een plus op van 20 procent.
Grote steun
Gezien het gedoe over de betaling rondom de verhoging van de ANLB-vergoedingen hoeven we van de huidige demissionaire ministers niets te verwachten. Maar na de verkiezingen kan dat met een nieuwe regering natuurlijk wel opgepakt worden. Gezien de grote steun over de volle breedte van de Tweede Kamer voor meer biodiversiteit en alternatieve verdienmodellen voor boeren, zou dat met een beetje goede wil te realiseren zijn. Dan ben ik ervan overtuigd dat meer boeren daar gebruik van gaan maken.