Opinie: Hans van der Mheen - ‘Certificerings-spagaat’
Ingezonden brief
Al jaren loop ik als kleine bio-tuinder aan tegen de hoge (volledige) tariefdoorberekening door Skal. En dat alleen omdat mijn bedrijf niet 100 procent biologisch gecertificeerd is.
Ruim 10 jaar geleden heb ik de helft van mijn bedrijf omgeschakeld naar bio. Dat komt neer op 1,5 hectare waarop, op contractbasis, zaadproducties plaatsvinden van een groot aantal groenten en kruiden gewassen. Het gaat om kleinschalige arbeidsintensieve teelten die grotendeels handmatig worden uitgevoerd. Om zaaduitval te voorkomen worden de volledige veldgewassen op het juiste moment geoogst en, in een goed geoutilleerde drogerij, nagedroogd waarna het ‘afgrijpte’ zaad gedorst wordt. De opbrengstresultaten wisselen sterk per jaar. De financiële omzet ligt altijd ruim beneden de 50.000 euro. De aanvullende '100 procent bio eis' maakt echter dat ik nooit voor de tariefstelling van de kleine tuindersregeling in aanmerking ben gekomen. Nu bekend is geworden dat de komende drie jaar de kleine tuinders volledig zijn vrijgesteld van de SKAL-jaarbijdrage, steekt het extra dat daarbij opnieuw wordt vastgehouden aan de 100 procent bio eis. Waaruit bestaat toch deze obsessie met 100 procent biologisch?
Mijn (nog) gangbare percelen liggen voor een groot deel als een buffer rond het bio-gedeelte en worden veruit geïntegreerd, zéér extensief, gebruikt. Vanzelfsprekend voer ik geen parallel teelten (bio/gangbaar) uit, wat natuurlijk een volledig terechte eis is die bij de (in mijn geval als risico-bedrijf geclassificeerde en daardoor jaarlijkse) SKAL-controle overigens ook altijd eenvoudig kan worden gecheckt. Ik ben degene die bepaald (en er alle zicht op heeft!) wat er op de nog niet omgeschakelde percelen gebeurt. Dat lijkt me beter dan wanneer een, weliswaar 100 procent biologisch bedrijf van 1,5 hectare, volledig omsloten wordt door (mogelijk ‘hardcore’) gangbare telers, die kunnen telen en spuiten wat ze willen.
Ook is het zo dat mijn andere helft (nog) gangbare grond zeker zou worden omgeschakeld als zich daarvoor de bio-afzet in mijn specifieke sector (bio kruiden- en groentezaden) zou voordoen én (misschien nog wel belangrijker!) ik de handmatige onkruidbeheersing op deze percelen zou kunnen ’rondzetten’. Aan deze beide randvoorwaarden wordt niet voldaan, zodat een veruit geïntegreerd en extensief gebruik van deze (nog) gangbare percelen voorlopig de beste optie is.
Het lijkt mij ook niet juist om de helft van mijn grond middels verkoop te (moeten) afstoten, of om het gecertificeerde bio-gedeelte (administratief/cosmetisch) in een aparte juridische entiteit onder te brengen, om aan de 100 procent bio eis te kunnen voldoen. Zover wil ik niet gaan!
Blijft dus mijn (al jarenlange) pijnpunt van de 100 procent bio eis die, voor wat betreft de SKAL-tariefstelling, aan mijn kleine bio-bedrijf gesteld wordt.
Natuurlijk ben ik hierover in contact getreden met SKAL, LNV en Biohuis. Zij erkennen het probleem, en laten weten dat mijn soort ‘knelgevallen’, meegenomen worden in lopende discussies omtrent de bio-certificering en SKAL-tarifering. De 100 procent bio eis zal dit jaar echter nog blijven gelden.
Inmiddels heb ik, al in februari, de Skal factuur (à 1138 euro netto!) ontvangen.
Vorig jaar was voor mijn zaadteelten een dramatisch jaar, en komend seizoen zijn er voor wat betreft biologische zaadproducties (vanwege voorraden en marktomstandigheden) nauwelijks teelt-contracten te vergeven.
Ik zit nu echt in een spagaat voor wat betreft het te nemen besluit. Vanwege de kosten en het toekomstperspectief, overweeg ik serieus om de SKAL-biocertificering achter mij te laten.
Daarmee komt een einde aan mijn, gecertificeerde, specialistische bio-zaaizaadproducties. Dat kan niet de bedoeling zijn in het streven om het bio-areaal in stand te houden, en het liefst uit te breiden. Voor mij zijn de (al jarenlange) onevenredig hoge SKAL-certificeringskosten echter, bedrijfseconomisch, niet te rechtvaardigen.
Tekst: Hans van Mheen